Een weergave van de voordracht van J.A.J. Johannisse tijdens de algemene ledenvergadering van 20 oktober 2012.
De Bataafse revolutie
Door: J.A.J. Johannisse
1. De staatsrechtelijke organisatie in de 16e eeuw
Voor de opstand tegen de Landsheer van de Nederlandse gewesten, de Spaanse koning Philips II, was er een bepaald evenwicht tussen de verschillende staatsinstellingen. Er bestond een standenstaat: Adel, Geestelijkheid, Steden.
De adel was de vertegenwoordiging van de Ridderschappen of Heerlijkheden. Zij werden geacht het platteland en de dorpen te vertegenwoordigen. Daarnaast was er een sterk hiërarchische Kerk waarvan de geestelijkheid meestal grote bezittingen had. Zij participeerde in het bestuur van de gewesten.
En er waren Steden.
De steden werden bestuurd door hun eigen Vroedschappen. De leden van de Vroedschap werden meestal door de Gewestelijke Heer of zijn plaatsvervanger de Stadhouder, benoemd. Sommige plaatsen daarin op aanbeveling van de Gilden, andere plaatsen op aanbeveling van de Schutterijen, en verder op voordracht van de vroedschap zelf. In enkele Steden was de Vroedschap vrij zichzelf aan te vullen, onder anderen in Amsterdam.
Er was een gewestelijke vergadering waarin de vertegenwoordiger van de Gewestelijke Heer, de Stadhouder, overlegde met de afgevaardigden van de drie Standen: Adel of ridderschap, Geestelijkheid en de Steden. Deze Standen vergadering, ook genaamd Statenvergadering diende als tegenwicht voor de handelingen en wensen(belastingen) van de Gewestelijke Heer. De benoemingen in de Staten werden meestal gedaan door de Gewestelijke Heer op voordracht van ridderschap of vroedschappen.
Boven de Gewestelijke Staten fungeerde de Staten-Generaal met afvaardigingen van de Gewestelijke Staten en van de Landsheer of zijn vertegenwoordiger de Landvoogd.
Ook daar heerst een evenwicht tussen Landsheer en de Staten.
Op 22 juli 1581 wordt het Plakkaat van Verlatinghe door de Staten-Generaal, in vergadering bijeen te Antwerpen, aangenomen. Daarmee verdwijnt de figuur van de Landsheer uit de staatsinstellingen.Tussen 1581 en 1588 wordt gezocht naar een nieuwe Landsheer. Uiteindelijk voldoet niemand aan de verwachtingen. De Staten-Generaal trekken in 1588 het bestuur volledig naar zich toe.
Met het vertrek van de Gewestelijke Heer — sinds Karel V dezelfde persoon in alle gewesten van de Nederlanden—vervalt feitelijk de functie van Stadhouder. Deze functie had dus kunnen worden afgeschaft maar dat is niet gebeurt. N.B. De vertegenwoordiger van de Landsheer was de landvoogd!
Eveneens in 1581 wordt een zeer belangrijk besluit genomen door de Staten-Generaal: de Vroedschap mag niet langer meer overleggen met de Gilden en Schutterijen over de benoeming van leden van de plaatselijke vroedschap. De reden hiervoor is dat ongeveer 90% van de bevolking nog Rooms-Katholiek is en dat daardoor via Gilden en Schutterijen tegenstanders van het nieuwe bewind benoemd zouden kunnen worden.
Vanaf dit tijdstip benoemen de Vroedschappen zelf hun nieuwe leden. Er begint een groep regenten te ontstaan die een aparte kaste gaan vormen. Zij houden alle bestuursbenoemingen binnen hun eigen kring en vormen een oligarchie. Verreweg de meeste bestuurlijke benoemingen bieden de mogelijkheid om behalve door het meestal zeer ruime salaris ook door het verkopen van gunsten enz daar veel geld aan te verdienen. Dit is een nagenoeg structurele corruptie.
Hoewel de normen in die tijd anders zijn dan heden ten dage wordt toch door tijdgenoten schande gesproken van het totaal corrupte en op zich gerichte bestuur. Ook van uit het buitenland is er veel kritiek op de corrupte regering. Deze kritiek blijft bestaan tot de Bataafse republiek ontstaat. De regenten stelen Nederland leeg en zorgen ervoor zelf schatrijk te worden.
Zij gaan een nagenoeg gesloten kaste vormen en verliezen het contact met het gewone volk. Slechts één punt wordt door hen in acht genomen: de uitbuiting moet niet zo ver gaan dat het gewone volk echt in opstand komt. Uitpersen op zich leverde genoeg op.
De regenten zijn ook degenen die in de Staten en de Staten-Generaal zitten.
Na 1702, het begin van het Tweede Stadhouderloos Tijdperk, is het hek helemaal van de dam wat corruptie betreft.
De regering van de Verenigde Republiek is mede onder invloed van deze aspecten zeer slecht. Alle besluiten in de Staten-Generaal moet met eenstemmigheid worden genomen. Eindeloze vergaderingen die nagenoeg niets opleveren. Constant onderling gekonkel: steun voor dit voorstel mits jullie voor dat voorstel zijn. Er zeven onafhankelijke staatjes. Geen gezamenlijk wetgeving, geen gezamenlijke belastingen enz. Geen enkele slagkracht in de regering van de Staten-Generaal
Het volk zijn al die mensen die geen eigen kapitaal hebben. De gewone arbeider telt helemaal niet mee. Maar onder het gewone volk vallen ook de advocaten, professoren, artsen en andere personen met een hogere opleiding alsmede de gewone kooplieden en eigenaren van drukkerijen, boekwinkels, enz. Zij waren allemaal op één of andere manier afhankelijk van de regenten en konden dan ook dezen onder druk gezet worden.
Alleen eigen geld gaf de mogelijkheid om een eigen mening naar buiten te brengen.
De mensen die geen groot eigen kapitaal hebben tellen voor de Regenten niet mee.
De Vroedschap en de Staten(-Generaal) maken zich op den duur dan ook zeer gehaat bij het volk.
2. Het Volk en Oranje
De enige die het gewone volk enigszins kan beschermen tegen de hebzucht en afpersing van de regeerders is in hun visie de Prins van Oranje. De stadhouder heeft dikwijls nog het recht van benoeming behouden hoewel zijn oorspronkelijke lastgever, de Gewestelijke Heer, allang niet meer bestaat. De Stadhouder probeert op deze wijze politieke invloed te houden en uit te breiden. Omdat de Stadhouder volgens de oude gebruiken meestal ook de kapitein-generaal van het Staatse en Gewestelijke leger is en luitenant-admiraal van de verschillende Admiraliteiten, kan hij deze macht gebruiken. Meestal gaat de Stadhouder mee in de voordrachten, dat ligt aan de eigen politieke bedoelingen en de persoon. Soms neemt de Stadhouder een andere positie in dan de Staten of de Vroedschap.
De feitelijke machthebbers, aangeduid met de verzamelnaam regenten, hebben geen enkele behoefte aan een stadhouder. Zij geven dus de voorkeur aan een stadhouderloos tijdperk.
“Regeren werd op de eerste plaats beschouwd als een winstobject”
“Het recht om te regeren was in de Republiek een privaatrecht van enkele families geworden”
In tijden van grote politieke en militaire spanningen komen er volksbewegingen op gang die dan de terugkeer van een Oranje eisen. Vandaar de vorming van een Orangistische partij en een partij der Regenten.
3. Tweede Stadhouderloze tijdperk 1702 – 1747
Wordt beëindigd door de Oostenrijkse Successieoorlog.
Willem IV gekozen tot Stadhouder van de vier Orangistische Gewesten (Friesland, Groningen, Gelderland en Overijssel); trouwde met de dochter(Anna van Hannover) van Koning George II van Engeland in 1734. Toen in 1747 Oostenrijkse troepen het gewest Vlaanderen aanvielen ( met als doel om de blokkade van Antwerpen door de Republiek op te heffen) braken er in Zeeland Orangistische rellen uit. In mei 1748 werd Willem IV uitgeroepen tot Stadhouder van alle 7 provincies, dankzij het voor de Republiek ongelukkige verloop van de Oostenrijkse Successieoorlog. Toen de Fransen in 1747 het grondgebied van de Republiek schonden werd Willem IV de rol van redder van het vaderland opgelegd. Willem IV moest echter spoedig bekennen dat er geen geld was om een oorlog te voeren tegen de Fransen en dat hij niet in staat was orde op zaken te stellen onder de chaotische huurlegers van de Republiek. In oktober 1748 sloten Frankrijk en Engeland de vrede van Aken. Willem IV zou geen rol meer spelen in de Republiek.
Ook in de binnenlandse politiek was hij niet gelukkig terwijl juist bij zijn aantreden door de Staten-Generaal besloten was dat het ambt erfelijk werd. De Statenvergaderingen hadden hiertoe besloten omdat men angst had voor onlusten overal in het land.
Men zag Willem IV als de man die een einde zou maken aan het misbruik door de regentenklasse. Misbruik in de verkoop van ambten en van het recht van belastingheffing. De inkomsten uit de posterijen bijvoorbeeld kwamen ten goede aan een kleine groep en de accijnzen op de eerste levensbehoeften waren hoog en kwamen lang niet meer alleen in de kas van de overheid. Willem IV weigerde echter zich tegen de bestaande politieke orde te keren en zocht juist steun bij de regenten.
In 1751 stierf Willem IV en van de hervormingsideeën was niet veel terecht gekomen. Zijn zoon Willem V was nog minderjarig en zijn moeder Anne, prinses van Groot Brittannië, en later de hertog van Brunswick – Wolfenbüttel namen het Stadhouderschap voor hem waar. In 1766 werd Willem V meerderjarig en Stadhouder. In 1767 trouwde hij met Wilhelmina van Pruissen.
Eén van de typische kenmerken van de Republiek was dat zij veelal niet zelf deel nam aan de strijd maar wel miljoenen guldens aan de bondgenoten betaalden om de strijd te voeren. Deze gelden werden niet uit belastingopbrengsten betaald maar op de Amsterdamse kapitaalmarkt, nog steeds het financiële centrum van de wereld, geleend. De Republiek maakte zodoende enorme schulden. De regenten haalden ook hier hun profijt door de naar verhouding hoge rente die de Republiek betaalde op deze leningen.
4. De Patriotten
Er komt een stroming op gang van mensen die hun denkwijze baseren op de geschriften van de Franse en Britse denkers: Montesquieu, Rousseau, Hobbes, Locke.
Men wenst medezeggenschap in het bestuur en terugdringen van het monarchale gedrag van de Oranjes. Het zijn voornamelijk gezeten burgers die buiten de regentenclub staan. Enkele regenten en adelijken doen mee. Dit zijn de patriotten.
Oranje komt onder steeds sterkere kritiek. De regenten hebben het ook niet op Oranje voorzien zodat zij samengaan met patriotten.
Een hoogtepunt in de partijstrijd werd de publicatie in 1781 van “Een brief aan het volk van Nederland” een anoniem uitgegeven pamflet dat grootte indruk maakte. Het was van de hand van Johan Derk van der Capellen tot den Pol, een democratisch gezinde edelman.
Hij beschuldigde Willem V ervan zijn politieke vrienden op de belangrijkste posten te benoemen. Hij zag ook geen heil in de Regenten. Nee het volk moest het heft in eigen handen nemen. Hij riep op tot het stichten van zogenaamde Vrijkorpsen, gewapende eenheden van burgers.
In de Verschillende Staten, vooral ook in de Staten van Holland kwam steeds meer verzet van de patriottenpartij zowel als van de regentenpartij tegen de stadhouder en zijn orangistische partij.
Rond 1780 raakte de Republiek in een bestuurlijke crisis verzeild die af en toe het karakter van een Burgeroorlog aannam. Het Stadhouderlijke bewind kwam vooral naar aanleiding van de slecht verlopen Vierde Engelse Oorlog (1780 – 1784 ontstaan omdat de Republiek toch handel bleef drijven met de opstandige Amerikaanse kolonies) onder zware druk te staan.
De oorlog toonde aan hoe slecht de Republiek zich kon verdedigen.
(Linieschepen bepaalden de sterkte van de admiraliteiten. Engeland had er 122, Frankrijk 63, Spanje 62, De Republiek 12)
Er komt een verschuiving in de politieke activiteiten, de patriotten keerden zich niet alleen tegen de Prins maar ook meer en meer tegen de regenten. Op den duur begon het bij vele regenten duidelijk te worden dat de patriotten zich ook steeds sterker tegen de regenten in de steden keerden zodat zij meer te
De patriotten krijgen steeds meer aanhang in de Staten. Eën van de grote figuren uit die tijd is Pieter Paulus, geboren in het Zeeuwse Axel en na zijn studie in Rotterdam bij de Admiraliteit gaan werken. Hij heeft in 1785 al een aantal belangrijke studies over de staatsinrichting en de wensen van de patriotten op zijn naam. Hij is lid van de Staten van Holland. In 1785 werd de Prins van zijn commando over het Haagse garnizoen ontheven, de Prins verhuisde daarop met zijn gevolg naar Nijmegen (in 1785). In 1786 schorsten de Staten van Holland de Prins als kapitein-generaal voor de Gewestelijke troepen.
behouden en te winnen hadden bij Oranje dan bij de patriotten. Omstreeks 1785 ging een groot deel van de regenten over van de patriotten naar de Orangistische partij.
In 1785 kwamen in Utrecht representanten van de Vrijkorpsen bijeen om een nieuwe grondwet te ontwerpen. In 1786 namen de Patriotten de macht over in Utrecht, de regenten hadden daar het pleit verloren. In Hattem en Elburg werden alle regenten naar huis gestuurd en verklaarden deze steden zich volledig vrij van het oude regime. Zij erkenden niet langer meer het recht van Oranje om de leden van de Vroedschappen te benoemen. Het was vanaf dat moment een interne zaak.
De Staten van Gelderland, onder auspiciën van de Prins van Oranje besluiten om dan gewapenderhand op te treden. Hattem en Elburg worden door de Orangistische troepen aangevallen en gemakkelijk bezet. Hattem werd verdedigd door de kapitein Daendels. Er vallen nauwelijks slachtoffers bij deze actie maar het patriottisch bewind wordt afgezet.
Patriotten namen in datzelfde jaar ook het bestuur van Amsterdam en Rotterdam over en Utrecht werd tot hoofdstad van de Republiek uitgeroepen. De Prins van Oranje zag zijn gezag steeds verder verminderen. Om met de Staten-Generaal en eventueel met de Orangistische partij te onderhandelen besloot de echtgenote van de Prins, Wilhelmina van Pruisen, naar Den Haag te gaan. Zij werd door het vrijkorps van Gouda tegen gehouden bij Goejanverwellesluis en teruggestuurd. De Pruisische koning eiste daarvoor excuses van de patriotten en toen die niet kwamen stuurde hij een leger van 20.000 man om zijn zuster en zwager te hulp te schieten.
Ze ontmoetten weinig weerstand en bezetten Amsterdam waarmee de Patriottische revolutie ten einde kwam. In 1788 tekenden Brittannië en Pruisen een verdrag waarin ze de grondwet van de Republiek (Unie van Utrecht) en de positie van de Prins garandeerden. Standenstaat en confederatie bleven de uitgangspunten van de Republiek. Veel personen werden uit hun betrekkingen ontslagen waaronder ook Pieter Paulus.
Bestuurders van de Republiek werden verplicht op de oude grondwet de eed af te leggen. Veel Patriotten vluchten naar Parijs en zouden later met de Fransen terugkeren. De Patriottische Revolutie was een revolutie die voortijdig strandde. Maar het is historisch belangrijk omdat het de eerste van een serie revoluties was in de 18e eeuw.
5. De Verhouding met Frankrijk
In Frankrijk heerst vanaf 1789 de revolutie. Diverse regeringen van heel verschillende samenstelling wisselen elkaar af. Uiteraard is de ergste tijd die van het Schrikbewind. Praktisch alle naar het buitenland gevluchte patriotten zitten in Frankrijk, in Parijs. Er bestaan goede contacten tussen de patriotten en de Franse regeringen. 1792 Oorlogsverklaring van Frankrijk aan Oostenrijk door invasiedreiging van Oostenrijk en tevens door bedreiging van de situatie in België door Oostenrijk. Frankrijk verklaart ook de revolutie in andere landen te steunen.
Er wordt in 1792 in Parijs een landelijk Comité Revolutionair der Bataven opgericht.
De ondertekenaars zouden alles in het werk stellen het stadhouderlijk despotisme te vernietigen en alle systemen van aristocratische regeringsvormen te verbannen. Daartoe zou de federale structuur van de soevereine provincies vernietigd moeten worden en inherent daaraan moet er rechtsuniformiteit komen waarbij de verscheidenheid van wetten, gewoonten, rechten, plaatselijke en persoonlijke voorrechten, erfelijk of anderszins almede alle vormen van corporatiën opgeheven worden.
Het Comité werd vier dagen na zijn oprichting ontvangen door de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Pierre Lebrun. Hij stond zeer positief tegenover de onderneming en beloofde geheimhouding en steun. Het Comité ging een correspondentienetwerk opzetten in de Republiek. Er werden talrijke leesgezelschappen en ander clubs opgericht.
Vrij kort na de oprichting wordt besloten een Bataafs Legioen op te richten als onderdeel van het Franse leger. Daendels werd kolonel in dat legioen onder de Franse generaal Dumouriez.
In 1793 verklaard Frankrijk ook de oorlog aan Engeland omdat deze Oostenrijk en de Habsburgers steunt. Daarmee krijgt ook de Republiek een oorlogsverklaring omdat men een verbond met Engeland heeft. In eerste instantie weinig militaire resultaten van de Fransen in de Republiek. Bij de grote rivieren stokt hun aanval. De patriotten hebben overigens wel de nodige plannen klaar liggen.
Eind 1794 hernieuwen de Fransen hun aanval. Door de bevroren rivieren is de generaal Pichegru in staat om door te stoten. Definitieve aanval op 27 december 1794.
Inmiddels werd te Amsterdam op 2 januari 1795 een Comité Revolutionair gevormd met daarin o.a. Gogel, Van Laer, Wiselius en Ondorp. Hun doel was van de met het Franse leger meereizende representanten van de Franse regering de garantie van onafhankelijkheid en een democratische regering te verkrijgen. Zij staan in verbinding met de Staten door Pieter Paulus.
De Staten van Holland en van Utrecht probeerden ook met de Fransen te onderhandelen. Zij hadden in hun instructies aan de onderhandelaars geen enkele opdracht met betrekking tot de handhaving van de positie van de Prins van Oranje opgenomen. Toen Oranje daar naar vroeg was het antwoord: “elke voorslag te zijnen gunste zou moeilijkheden geven”
Daarop besloot Oranje het land te verlaten, op 18 januari 1795 vertrok hij van Scheveningen naar Engeland. Vergezeld van de inhoud van 18 rijtuigen beladen met kisten zilver en goud, schilderijen, porselein en kunstvoorwerpen.
Op 19 januari deed de Amsterdamse regering afstand ten gunste van het plaatselijke Comité Revolutionair. Op 20 januari 1795 erkenden de Franse afgevaardigden de Nederlandse onafhankelijkheid en de volkssoevereiniteit.
Overal in het land waren reeds of werden revolutionaire comités opgericht die vervolgens de zuiveringen in de plaatselijke regeringen en de Staten doorzetten. De Orangistische regenten werden afgezet. De nieuwe Staten vormden een nieuwe Staten-Generaal .
“Indien gij mij vergunt te zeggen wat ik meen, belijde ik, dat mij de intogt der franschen schijnt het verval eerder blootgelegd dan teweeg gebragt te hebben. Zij hebben de schim verjaagd eener Republiek, die door eigen krachteloosheid reeds was bezweken. Daarna bleek eerst tenvolle , hoezeer onze belangen waren bedorven door de achterlijkheid van voorouders, die elke verandering als een onheil duchtten, en aan hun nageslacht niet eenen Staat, maar eene publieke schuld nalieten.”
Thorbecke in zijn “Historische schetsen” 1860 p. 82.
De jaren daarna werden gebruikt om tot een hervorming van de Republiek te komen.
Door de Staten-Generaal werd een Nationale Vergadering uitgeschreven die moest zorgen voor een Grondwet. Na veel deliberatie in de diverse bestuurlijke kringen kwam het in januari 1796 tot verkiezingen. In principe was iedere mannelijke persoon van 20 jaar en ouder kiesgerechtigd, tenzij hij daarvoor maatschappelijk ongeschikt was. (Niet armlastig, bedienden, vreemdelingen, Oranjegezind, enz.)
Op 1 maart 1796 komt de Nationale Vergadering voor het eerste bijeen onder voorzitterschap van het algemeen gerespecteerde lid Pieter Paulus , een democraat. De nieuwe Nationale Vergadering is in drie stromingen te onderscheiden, de democraten of unitaristen, dat zijn de meest radicale leden, de Regentenpartij of aristocraten die hun uiterste best doen om de onafhankelijkheid van de gewesten te handhaven, en qua opvatting daartussen de moderaten met o.a. Schimmelpennick.
Op 17 maart 1796 overlijdt plotseling de voorzitter, Pieter Paulus. Na zijn wegvallen is er nauwelijks meer voortgang te bespeuren. De Nationale Vergadering praat eindeloos voort, er komt geen einde aan de procedure kwesties. Fel verzet tegen een centralistische staat door de regenten-aanhangers. Ook de moderaten neigen meer tot een federaal stelsel dan een centraal stelsel. De zaak is nagenoeg verlamd. Men benoemd een commissie om een ontwerp van Grondwet te maken.
Bij Traktaat van Den Haag van 16 mei 1795 wordt de nieuwe Bataafse Republiek door Frankrijk formeel erkend. Venlo, Maastricht en Zeeuws-Vlaanderen werden Frans gebied. De Republiek moet vele miljoenen aan Frankrijk betalen voor de kosten van het invasieleger en voor het houden van een contingent Franse troepen die de onafhankelijkheid van de Bataafse Republiek moet garanderen.
Na veel discussie wordt in november 1796 een ontwerpgrondwet aan de Nationale Vergadering gepresenteerd. Ook hierover grote verdeeldheid. Na extra werk van commissies komt het herzien concept in januari 1797 in de Nationale Vergadering. De bijnaam van het concept wordt “Het dikke Boek” er staan maar liefst 918 artikelen in. Bij de reglementair voorgeschreven volksstemming wordt het voorstel met overgrote meerderheid verworpen.
Inmiddels was al een tweede Nationale Vergadering gekozen die op 1 september 1797 bijeen komt. In deze vergadering zijn de tegenstellingen zo mogelijk nog scherper. Medio december 1797 publiceren drieënveertig unitarische (radicale) leden van de vergadering een verklaring in de dagbladen , waarin zij hun eisen voor een op te stellen grondwet formuleren. Uiteraard weer grote discussie en verontwaardiging in de vergadering. Men komt geen stap verder meer.
Een aantal unitariërs overlegd met de Franse ambassadeur en met de generaal Daendels. Dat resulteert in een staatsgreep op 22 januari 1798. Achtentwintig federalistische en gematigde leden van de vergadering worden onder arrest gesteld. De overige leden van de vergadering worden wel toegelaten mits men een verklaring onderschrijft : ‘onveranderlijke afkeer tegen het stadhouderlijk bestuur, het federalisme en de regeringsloosheid’ Elf leden weigeren dat ter plekke, naderhand zullen er nog achtentwintig bedanken. De gezuiverde Nationale Vergadering van nog ongeveer 75 leden zal nu verder als Constituerende Vergadering door het leven gaan. Deze vergadering benoemt een voorlopig Uitvoerend Bewind, bestaande uit vijf leden, bijgestaan door zes agenten of ministers.
Het nieuwe bewind werkt snel. Op 6 maart wordt een ontwerpgrondwet ingediend. Op 17 maart wordt deze aangenomen en een maand later met overgrote meerderheid bekrachtigd door het volk ( 153.913 stemmen voor en 11.597 tegen).
Er wordt gebruik gemaakt van een openbaar Kiesregister. In het register moeten de keizers achter hun naam ja of nee schrijven.
6. “De Bataafse Terreur”
Dit zijn grootschalige politieke zuiveringen, overigens zonder enig fysiek geweld.
De eerste groep is die van leden van de Nationale Vergadering en gewestelijke besturen. Een Intermediair Bestuur vervangt de oude gewestelijke besturen. Deze worden verantwoordelijk voor de gemeentelijke reorganisatie. In ieder dorp en stad werd het bestuur bijeen geroepen. Dit werd ontslagen. Een nieuw bestuur werd benoemd waarbij iedere persoon een eed moest afleggen op afkeer van het stadhouderschap, van aristocratie en van federalisme. Bij weigering volgde ontslag. Vooral bij het gewone personeel slaat dit hard aan omdat vele mensen brodeloos gemaakt worden omdat zij nog in een federale staat geloven.
Daarnaast worden de zg grondvergaderingen gezuiverd. Duizenden mensen verliezen hun stemrecht op deze manier, maar dat niet alleen. Deze mensen hadden daardoor ook geen kans op een overheidsbaan.
Bij decreet word het oud-regenten op 30 maart 1978 verboden roerend en onroerend goed te vervreemden en zich zonder toestemming buiten hun woonplaats te begeven. Bij een ander decreet werden militaire pensioenen opgeschort en moest men die opnieuw aanvragen. Gecontroleerd moest worden of betrokkenen in de burgeroorlog van 1786 en 1787 hun boekje niet te buiten waren gegaan. Uit naam van Gelijkheid werd werk gemaakt van het weghakken van eretekenen, familiewapens en vergelijkbare aristocratische symboliek op gebouwen, in kerken en begraafplaatsen. Deze zuivering van de besturen en daarna ook van de grondvergaderingen heeft veel kwaad bloed gezet.
Volgens de Grondwet is het bestuur sterk centralistisch. De hoogste macht berust bij een Vertegenwoordigend Lichaam, verkozen op ongeveer dezelfde wijze als de Nationale Vergadering. (Land verdeelt in kiesdistricten van vijftienduizend inwoners, ieder district verdeeld in dertig grondvergaderingen van ieder vijfhonderd inwoners. Ieder grondvergadering benoemd één kiezer. De dertig kiezers tezamen benoemen een afgevaardigde voor het district.)
Het Vertegenwoordigend Lichaam splitst zich in twee kamers. De Eerste Kamer is belast met wetgeving, de Tweede Kamer kan slechts goed- of afkeuren. De
Uitvoerende macht berust bij een Uitvoerend Bewind , bestaande uit vijf directeuren. Het Uitvoerend Bewind mag voor verschillende sectoren agenten aanstellen, dwz ministers.
Er is een algemeen kiesrecht voor mannen maar met vele beperkingen.
In de Grondwet is een artikel opgenomen, op aandringen van de Franse gezant, waarin de verbondenheid tussen de Bataafsche Republiek en Frankrijk wordt aangegeven.
STAATSREGELING VOOR HET BATAAFSE VOLK
Algemene Beginselen
artikel 68
Het Bataafse Volk, overtuigd, dat de belangen der vereenigde Fransche en Bataafsche Republieken, door derzelver onderlinge zamenstemming, altijd, het gelukkigst zullen bevorderd worden, wil, van zijne zijde, nimmer eenige afzonderlijke verbindtenis met die Volken, wier staatkundig belang in tweestrijd is met den voorspoed der beide Natiën.
Conform de Grondwet dient de Constituerende Vergadering verkiezingen uit te schrijven voor het Vertegenwoordigend Lichaam. Maar de Vergadering doet dit niet! Zij roept zichzelf uit tot Vertegenwoordigend Lichaam dat eventueel door verkiezingen aan gevuld kan worden tot het wettelijk vereiste aantal. Overigens werd deze laatste maatregel op last van de Franse gezant uitgevoerd. De Franse regering hield de ontwikkelingen in de Republiek sterk in de gaten en stuurde mee.
De zuiveringen van de grondvergaderingen en van de diverse plaatselijke besturen hadden veel weerstand opgeroepen. Toen een nieuwe zuivering er aan stond te komen om de eventuele verkiezingen voor het Vertegenwoordigend Lichaam in de juiste radicale banen te leiden ging een aantal gematigden over tot actie. Zij wenden zich eerst tot de opperbevelhebber van de Bataafse troepen, generaal Daendels. Deze liet zich in het openbaar zeer negatief uit over het Uitvoerend Bewind. Toen het Uitvoerend Bewind hem daarvoor wilde laten arresteren bleek Daendels naar Parijs te zijn vertrokken Dezelfde vertegenwoordigers van de gematigde groep wenden zich ook tot Parijs. Zij slaagden erin de Franse gezant terug te laten roepen en daarvoor in de plaats een voorstander van de gematigden te laten benoemen. De Franse regering gingen akkoord met een nieuwe machtsgreep in de Republiek.
Daendels ging terug naar Den Haag. Men durfde hem niet te arresteren. Met medeweten van de Franse commandant Joubert wordt op 12 juni door een groep militairen onder auspiciën van Daendels de leden van het Uitvoerend Bewind gearresteerd. Twee leden daarvan zagen kans te vluchten via de tuin. In de volgende dagen werd een aantal van de oude machthebbers weer in hun positie hersteld. Begin juli werd een aantal arrestanten van de coup van januari vrijgelaten gelijk met een aantal arrestanten van de coup van juni. De gematigden kregen hun kans. Bij de verkiezingen voor het Vertegenwoordigend Lichaam verloren de federalisten overigens zwaar.
De gematigde revolutionairen begonnen aan hun bewind met in achtneming van de Grondwet van 1798 maar zonder radicale interpretatie daarvan.
7. Regering zonder resultaat
Door de trage wetgeving en de uiterst moeizame discussie komt veel werk niet van de grond. In het Vertegenwoordigend Lichaam doen de radicalen niet mee maar ook de orangisten niet. De federalisten zijn nagenoeg verdwenen maar er is een groep aristocraten die in dezelfde trant denkt.
Het bestuur blijft voornamelijk in handen van de departementale groepen omdat een wetgeving die de gemeenten dwingt de centrale overheid te volgen niet tot stand komt. Gogel dient verschillende zeer goed doordachte wetten in met betrekking tot financiën maar deze worden allemaal door het Vertegenwoordigend Lichaam afgestemd. De codificatie van de rechtspraak wordt bemoeilijkt en in vele gevallen gesaboteerd. Ook een Armenwet komt maar niet tot stand. In feite is er sprake van grote stagnatie in het bestuur.
Engeland besloot in die tijd een Noordelijk front tegen Frankrijk te openen. Op 27 augustus 1799 landde een Engels-Russisch leger op de kust van Noord-Holland. Generaal Daendels moest zijn troepen terugtrekken om te reorganiseren.
De Bataafse vloot had een grote nederlaag geleden tegen de Engelsen. Het Bataafse leger werd versterkt met Franse troepen maar het invasieleger leek aan de winnende hand. De Erfprins vaardigde een proclamatie uit waarin hij de Orangisten aanmoedigde om de macht te grijpen. Zelf zette hij in Noord-Holland voet aan wal. Uiteindelijk werd het invasieleger bloedig verslagen bij Castricum. Een opstand van de Orangisten bleef uit. De orangisten beseften dat een contrarevolutie geen schijn van kans zou hebben.
De moderaten vreesden een dominant wordende Frankrijk. Daarom werd een nationale politiek van verzoening gevoerd.
De Fransen constateerden dat een veilige noordgrens niet door de Republiek kon worden gegarandeerd en besloten zich meer met het bestuur te gaan bemoeien.
Het Uitvoerend Bewind stond volledig onder de invloed van de oude regenten. Zo snel als de radicalen/democraten hadden gewerkt, zo traag waren de moderaten.
Het land had grote behoefte aan wetten die het centrale gezag verder zouden uitbreiden. Er kwamen wel wetten maar de uitvoering werd volledig gesaboteerd.
Het land zakt weg in een soort lethargie.
Frankrijk ziet dat men zorg aan en besluit in te grijpen. Inmiddels is in 1799 Napoleon door een staatsgreep aan de macht gekomen en Eerste Consul geworden. Hij wenst aan de noordgrens een veel slagkrachtiger bestuur. Hij wenst ook een veel grotere bijdrage van de Republiek aan Frankrijk voor de gelegerde troepen en de kosten van de oorlog. Tot zijn woede krijgt hij die niet.
Napoleon benoemd een nieuwe gezant in Nederland met de opdracht aan een versterking van de regering te werken. Napoleon wenst een grondige herziening van de staatsinrichting. Hij is bereid daar plaats in te ruimen voor de verlichte regenten, de aristocratie. De Uitvoerende Macht moet in zijn visie versterkt worden. In de Bataafse Republiek wordt over deze voorstellen nagedacht. Het Uitvoerend Bewind heeft er wel enig begrip voor maar het Vertegenwoordigend Lichaam weigert aan de Franse druk toe te geven.
In overleg met Napoleon wordt een nieuwe grondwet opgesteld en aan de grondvergaderingen voorgelegd zonder dat het Vertegenwoordigend Lichaam daarin wordt gekend. Dit gebeurt door middel van een Franse staatsgreep. De generaal Augereau laat op 18 september de vergaderzalen der beide Kamers sluiten. De volgende dag werd door drie leden van het Uitvoerend Bewind besloten dat de nieuwe grondwet aan de kiezers zou worden voorgelegd. Twee leden van het Uitvoerend Bewind weigerden dit en verlieten de vergaderzaal.
De stemming vond plaats op 1 oktober 1801.
Er wordt gebruik gemaakt van een openbaar Kiesregister. In het register moeten de keizers achter hun naam ja of nee schrijven. De voorgestelde Grondwet werd met 52.219 tegen 16.771 stemmen verworpen. Zij werd evenwel voor aangenomen verklaard omdat de 347.429 thuisblijvers als voorstemmers worden meegeteld.
De Bataafsche Republiek was overleden en werd opgevolgd door het Bataafsche Gemenebest. De democratie van de Patriotten was voorlopig weer het zwijgen opgelegd.
8. Het Staatsbewind, terugkeer van de aristocraten.
De Grondwet van 1801 geeft praktisch alle macht aan een Staatsbewind dat bestaat uit twaalf leden. Het Wetgevend Lichaam wordt getrapt verkozen en kan slechts goedkeuren of verwerpen. Het komt tweemaal per jaar gedurende enkele weken bij elkaar. Bij het kiesrecht zijn de vereiste verklaring tegen het federalisme en het stadhouderschap verdwenen. Het Staatsbewind zal voor de eerste maal de leden van het Wetgevend Lichaam aan wijzen, jaarlijks wordt een derde deel gekozen.
De Franse gezant , de uiterst corrupte Sémonville en de Bataafse gezant in Parijs, Schimmelpenninck hielden voor Napoleon verborgen dat de decentralisatie werd bevorderd door de instelling van acht departementen (gewesten) met aanzienlijke eigen bevoegdheden waaronder nog steeds een eigen belastingbeleid. De Departementen gaan op den duur de leden van het Staatsbewind (art 64) en het Wetgevend Lichaam aanwijzen.
Willem V en zijn zoon hoopten nog steeds door een contra-revolutie het stadhouderlijk regiem weer in te voeren. Inmiddels was echter duidelijk geworden dat Engeland bij het sluiten van een vrede niet langer meer de aanspraken van Oranje als stadhouder of koning zou steunen.
Willem V sanctioneerde daarop uiteindelijk het beleid van verzoening door in 1801 de orangisten die met hem in verbinding stonden, toestemming te geven om staatsbetrekkingen aan te gaan in de zg brieven van Oraniënstein. In ruil voor het toekennen van bepaalde vergoedingen voor het verloren gaan van bezittingen in Duitsland en Nederland deed de Erfprins uiteindelijk mede namens zijn vader afstand van bepaalde rechten op de troon van Nederland ten gunste van de door Napoleon toegezegde nieuwe Vorstendom Fulda. Zo werd de latere koning Willem I soeverein vorst van Nassau-Oranje-Fulda van 1803 tot 1806. In 1806 koos Wilem de zijde van Pruisen in een oorlog met Frankrijk. Het gebied werd door Franse troepen bezet en Willem verloor zijn vorstendom.
De eerste invulling van de Departementale bestuursposten had volgens de Grondwet plaats moeten vinden bij verkiezingen. De Kiesreglementen waren echter nog niet klaar zodat het Staatsbewind in juni 1802 besloot de posten zelf te verdelen. Het resultaat was dat 70% werd vervuld door de aristocraten en 30% door moderaten. Van de oude patriotten kwam nagenoeg niemand meer op een bestuurlijke post. De nieuwe departementale besturen benoemden, eveneens in strijd met de constitutie, de gemeentelijke besturen en andere colleges waarbij nog veel meer burgers werden uitgesloten.
“De politieke apathie ontstond niet in 1813 doch tijdens het Staatsbewind, toen de oude oligarchie met al haar gebreken terugkeerde, zonder de macht van een stadhouder haar te temperen”. De Wit, p. 225
In 1802 was de Vrede van Amiens getekend. Frankrijk en dus ook het Bataafse Gemenebest waren niet langer in oorlog met Engeland. Frankrijk wilde echter een sterke staat aan zijn noordzijde en meer financiële steun.
Het Bataafsche Gemenebest verloor echter steeds meer aanzien bij zijn eigen inwoners, had geen werkelijke centrale regering meer en lag financieel op de rand van de afgrond.
Napoleon was hier altijd verkeerd over ingelicht. Toen hij via de Franse generaal Marmont de waarheid vernam besloot hij dat de Republiek een sterke centrale regering moest krijgen. Het experiment met de oude regentengroep was duidelijk verkeerd uitgevallen. Napoleon durfde echter ook niet voor de patriottische democraten te kiezen nu hij zelf in 1804 Keizer geworden was. Deze overwegingen resulteerden in de opdracht aan Schimmelpennick om een rapport aan Napoleon uit te brengen met daarin een overzicht van de staatkundige ontwikkelingen van de laatste tien jaar en aanbevelingen voor een nieuwe staatsinrichting. In dat rapport pleit Schimmelpenninck voor terugkeer na de verhoudingen van voor 1795 inclusief de gewestelijke soevereiniteit. Vervolgens krijgt hij de opdracht om een nieuwe Staatsregeling te schrijven maar Napoleon wenst uitdrukkelijk een centralistische staat en ook de invoering van een eenheidsstelsel van belastingen.
Napoleon kiest voor een eenhoofdige bewind van Nederland in de persoon van Schimmelpenninck met de titel raadspensionaris, samen met een zeer beperkt Wetgevend Lichaam.
Schimmelpenninck wil deze taak wel aanvaarden maar wenst een volksstemming.
Er waren 4229 personen die een stem uitbrachten, daarvan stemden er 4090 tegen. Door de thuisblijvers bij de ja-stemmers op te tellen was Schimmelpenninck met een zeer grote meerderheid verkozen. In maart 1805 neemt Schimmelpenninck de functie van Raadspensionaris op zich en betrekt Huis ten Bosch.
Na grote aandrang van Schimmelpenninck is Gogel bereid als minister van financiën op te treden. Om eenheid van belastingen te kunnen krijgen moesten de invoerrechten van de gewesten opgeheven worden, eenheid gebracht worden in de gehanteerde maten en een kadaster opgezet worden. Binnen een jaar heeft Gogel de belastingen zo goed hervormd dat de opbrengst met 40% stijgt. De hervorming van de posterijen krijgt zijn beslag, ook een centralistische maatregel. De lager onderwijs wet wordt vervangen door een veel betere regeling.
Napoleon is echter niet tevreden met de gang van zaken en de toewijding van de Republiek aan de Franse Keizerlijke zaken en besluit na een jaar om het Bataafsche Gemenebest om te vormen tot een Koninkrijk Holland onder Koning Lodewijk Napoleon.
Op 5 juni 1806 treedt de Koning aan.
Ook met het Koninkrijk Holland is Napoleon niet tevreden, op 9 juli 1810 wordt het Gemenebest ingelijfd bij Frankrijk.