Enkele weken geleden ontving het Nederlandse koningshuis zijn Belgische evenknie voor een staatsbezoek. Het bezoek werd afgesloten met een staatsbanket waarbij naast de koninklijke families ook “de zo goed als de voltallige regering van Nederland, Nederlandse commissarissen van de koning en Belgische gouverneurs, topambtenaren, bedrijfsleiders, hoge officieren, universiteitsrectoren en vertegenwoordigers van de kunst- en cultuurwereld” aanschoven (aldus NRC Handelsblad).
In het artikel vervolgt auteur Peter Vandermeersch: “De elite – mannen allen in rokkostuum met witte vlinderdas, vrouwen in chique lange avondkleding – blijkt overigens zo goed als uitsluitend blank, in grote mate nog steeds mannelijk en de leeftijd van vijftig intussen ruim voorbij.”
Een dergelijk staatsbanket is dus een wereldvreemd evenement. Daar zit de elite van Nederland op de meest exclusieve en dure manier te dineren op kosten van de belastingbetaler. Wat is het nut hiervan? Waarom betalen we dit? Wat levert dit op? Is dit nog van deze tijd? De antwoorden laten zich raden.
Twee zo innig verbonden buurlanden als België en Nederland hebben zulke pompeuze en gedateerde rituelen niet nodig om contact te onderhouden. Als we het geld nu eens besteed hadden om een bus vol Nederlanders en een bus vol Belgen nader met elkaar kennis te laten maken? Twee keer vijftig mensen die bij elkaar op bezoek gaan, bedrijven bezichtigen en wandelingen maken door elkaars landschappen. Een uitwisseling gericht op ontmoeting en dialoog.
Laat die mensen hierover vertellen in kranten, op de televisie en in de social media. Ik denk dat we dan een grotere bijdrage aan begrip voor elkaar leveren dan de “mannen in rokkostuum met witte vlinderdas”, die zich laafden aan gerookte forellenmousse en gebraden roodpootpatrijs.