Bijeenkomst Alliance of European Republican Movements (AERM), Kopenhagen, 14/15 januari 2012
In 2010 is door de Zweedse republikeinse organisatie het initiatief genomen tot het bijeenbrengen van republikeinen in die landen van Europa die nog een monarchaal bestel kennen. In het huwelijk van de Zweedse kroonprinses werd een aanknopingspunt gevonden voor het – in Europees verband- naar voren brengen van ‘het andere verhaal’. In Stockholm kwamen vertegenwoordigers van Zweden, Noorwegen, Denemarken, Engeland, Spanje, België en Nederland bijeen en werd besloten tot de oprichting van een internationaal samenwerkingsverband waarbinnen ervaringen kunnen worden uitgewisseld, gemeenschappelijk actie kan worden ondernomen en kan worden gewerkt aan het agenderen van de zo noodzakelijke verandering op Europese schaal. De geboorte van het AERM was een feit.
In 2011 vond een tweede conferentie plaats ditmaal georganiseerd door de Engelse republikeinen. Window of opportunity was ditmaal het huwelijk van de Britse kroonprins. In Londen werd tussen het mediageweld rond William en Kate door republikeinen vergaderd over de verdere ontwikkeling van de samenwerking en ook over de mogelijkheden die de Europese instellingen wellicht zouden bieden. En er werd vooruitgeblikt naar het 60-jarig ambtsjubileum van Elisabeth in juni 2012 ter gelegenheid waarvan, zoals de Engelse vertegenwoordiger zo kernachtig uitdrukte, ‘zij ons zal feliciteren met 60 jaar zonder verkiezingen.’
Afgelopen weekend vond, tegen de achtergrond van de festiviteiten rond het 40-jarig ambts-jubileum van Margaretha II, de Deense vorstin, de derde AERM-bijeenkomst plaats. Over twee dagen verspreid werd er vergaderd, geluisterd naar forumdiscussies, werd een persverklaring opgesteld. De zaterdagvergadering, waarmee de conferentie opende, begon met een inleiding door Arvid Aagaard, de voorzitter van de Deense republikeinse organisatie waarin hij nog eens de discrepantie beschreef tussen de uitgangspunten van democratie, onderdeel van het Europese civilisatieproces, en monarchie. Hij haalde hierbij ook Cicero’s stelling over de fundamentele gelijkheid van mensen aan waar het koningschap zo nadrukkelijk mee in strijd is.
De middag stond in het teken van vijf agendapunten; 1) een evaluatie van de conferentie in Londen, 2) bespreking van de recente ontwikkelingen in Zweden 3) een voorstel voor EU-subsidieaanvraag, 4)campagnestrategieën/good practices en 5) het voorstel voor een conferentie in Den Haag in 2013 zoals neergelegd in de notitie van Gerard Kester (besproken op de laatste ALV)
1)De presentatie van James Loughron over de ervaringen in Londen in 2011 leverde veel bruikbare suggesties voor een mogelijke conferentie in Nederland in de toekomst. Daarnaast was er ook sprake van een grote parallellie in aanpak, alsmede de aandacht in de pers voor wat er in 2002 in Nederland is georganiseerd. In Londen heeft de pers veel aandacht besteed aan de poging tot obstructie van Camden Council, de wijk waar de demonstratie die de Engelse republikeinen hadden gepland moest plaats vinden. Camden trachtte de ‘streetparty’ tegen te houden door te wijzen op mogelijke ordeverstoringen en nadeel voor de plaatselijke middenstand. Het beeld dat hier uit oprees van een mogelijke censuur resulteerde in veel media aandacht. Rond het huwelijk van Willem Alexander en Maxima deed zich iets vergelijkbaars voor; de organisatoren van Het Witte Plein, de grote demonstratie op 2-2-2 hadden het oog laten vallen op het Spui in Amsterdam als plek voor de bijeenkomst. De gemeente meende dat dit plein vrij moest worden gehouden voor onder meer de hulpdiensten. De controverse hierover mocht zich meerdere weken in forse media-aandacht verheugen (die helaas niet voortgezet werd in een adequate verslaglegging door de media van het gebeuren zelf).
In de evaluatie zaten nog wat andere opmerkelijke punten. In de weken voorafgaand aan het huwelijk van Kate en William zijn zo’n veertig persberichten verzonden alsmede een open brief aan de BBC waarin de positie van de omroep in deze kwestie van vraagtekens werd voorzien. De BBC wordt immers verondersteld neutraal te zijn terwijl ze in de praktijk toch een grote mate van bereidwilligheid aan de dag legt om elk triviaal detail rond het huwelijk uitgebreid in beeld te brengen. Ook hebben de Britse republikeinen veel aandacht besteed aan het vertellen van ’het andere verhaal’. Het ontmythologiseren bij voorbeeld van de zo genaamde massale belangstelling voor de huwelijksplechtigheid (in feite was er eerde sprake van lauwheid of desinteresse onder het Britse publiek) en van het veronderstelde effect op het toerisme (de organisatie stuitte op een mailwisseling tussen enkele betrokkenen bij de Britse VVV die zich hier negatief over uitlieten). Daarnaast waren er ook de kleine successen zoals de verkoop van 4000 mokken met de tekst: ‘I am not a royal wedding mug’. Overigens maken de Britten weinig gebruik, zoals ze zelf benadrukken, van de mogelijkheid om met humor de koninklijke familie onder vuur te nemen. Hoewel met, Monty Python in het achterhoofd (‘humor zit in het DNA van de Engelsen’) dit verleidelijk lijkt is een ‘humoristische aanpak’ vaak een bijdrage aan de legitimering van de Windsors. De ‘grappigheid’ van de familie draagt immers alleen maar bij aan de prolongatie van hun geaccepteerd zijn.
2) De Zweedse collega’s gaven bij monde van Helena Tolvhed een overzicht van hun activiteiten sinds de eerste AERM-meeting, anderhalf jaar terug. Om te beginnen is daar hun spectaculaire groei. In 2009 hadden ze nog zo’n 3500 leden, in 2010, rond het huwelijk van Victoria, groeide dat tot 7300, thans zitten ze op ongeveer 8000. Met een lidmaatschapsbedrag van 20 euro zijn ze daarmee ook de rijkste republikeinse organisatie; hun mogelijkheden zijn substantieel ruimer dan die van de meeste andere aangeslotenen. Zo hebben ze een vaste (betaalde) secretariële ondersteuning, is hun toegankelijkheid verzekerd, is er professioneel site- en facebook-onderhoud, zijn er mogelijkheden voor campagnes als het sturen van een gouden horloge met inscriptie als ‘afscheidscadeau’ aan de koning en het aanbieden van reizen naar democratische landen waarin de staatshoofden gekozen worden (Frankrijk, VS, Finland, Kenya, IJsland) aan de leden die op hun beurt de meeste nieuwe leden weten te werven. Daarnaast weten ze zich verzekerd van creatieve campagnemedewerkers (voorbeeld nav de zwangerschap van de kroonprinses; poster van een blauwe zaadcel met een kroontje en daarbij de tekst: ’ Head of state should be appointed by election, not by intercourse’). Ook presenteerden zij het eerste nummer van hun blad waarbij zij benadrukten dat dit ook de relatie met de leden ten goede kwam (return on membership) , niet toevalligerwijze ook de reden voor het NRG zo lang mogelijk vast te houden aan de gedrukte Hofleverancier.
3) De Deense republikeinen hebben een aanvraag in voorbereiding voor een subsidie voor een programma om actief burgerschap in de EU te promoten. Zij hebben daarbij steun van een Deens bureau dat in contacten met ‘Brussel’ adviseert. Een toegewezen subsidie zou voor o.m. scholing (‘Handbook on good practice’) gebruikt gaan worden. De betrokkenheid van veel Europese landen (waarbij voor het gemak Noorwegens aparte positie maar even naar de achtergrond wordt geschoven) zal de kansen op honorering zeker doen toenemen.
4) William Summers van de Britse republikeinen (Republic) inventariseerde de do’s and don’t ’s, zoals hen was gebleken, bij het opzetten van een succesvolle campagne. Hij wees op het belang goed na te denken over wie de doelgroep is, dat die niet mag worden overvoerd met te veel jargon ( in een publiekscampagne liever de term people dan de term electorate , liever de term ‘giving the job to your son’ dan ‘hereditary pinciple’), vooral aandacht voor motivatie dan voor educatie en vooral het deconstrueren van clichés (monarchy brings in tourism: abolition of monarchy brings in tourism. Monarchy is cheaper than a president: no, monarchy: 180 milj pound). Queen does a good job: she hasn’t done anything worth mentioning in the last sixty years.) Andere punten: veel e-mails naar leden; de vrees voor overvoeren is niet terecht, contact zoeken met politici die zich voor de republiek willen uitspreken en het bedenken van aansprekende thema’s (: de monarchie heeft geen oppositie; daarom, laten wij die oppositie zijn. )
De contacten met de media leren vooral dat de kranten en omroepen a-moreel zijn. Zij zijn niet voor of tegen de monarchie maar vooral voor verhalen –goede of slechte- die de verkoop bevorderen. Het is daarom heel goed om de pers die ammunitie te leveren. Opvallend is verder (parallel met de Hofmans-affaire) het doodzwijgen door de media van prins Harry’s verblijf in Afghanistan. Uiteindelijk werd dit bekend door publicaties in buitenlandse bladen (vgl Der Spiegel in de Hofmanszaak). Deze silence-conspiracy had nadrukkelijk niets te maken met een verondersteld veiligheids-risico daar Harry nooit in de buurt van het front geweest is noch op enige plek in Afghanistan waar zijn veiligheid in gevaar had kunnen zijn. Windsor-palace heeft verschillende technieken om onwelgevallige publicaties tegen te houden. Eén daarvan is een dreigende publicatie af te kopen met het bieden van een exclusief interview met bv Charles of William aan een blad of krant die op het punt staat met onwelgevallige informatie naar buiten te komen (ook hier weer de gelijkenis met Nederland; het fotomoment; journalisten die ooit iets kritisch opmerkten aan het adres van Willem Alexander of Maxima worden hier van uitgesloten).
5) Het voorstel van Gerard voor een conferentie in 2013 in Den Haag ontmoette twijfel waar het de haalbaarheid betreft. Van de zijde van Republic werd opgemerkt dat een andere zaak mogelijkerwijze meer zou renderen. Meermalen is het belang van een ‘window of opportunity’ genoemd. Succes is in belangrijke mate afhankelijk van timing en niet alle aanwezigen waren er van overtuigd dat zoiets in 2013 aan de orde zou zijn. Afgesproken is dat de voorbereiding van een bijeenkomst in Den Haag doorgaat en dat in het proces gekeken wordt wat de schaal moet worden (nationaal of met de AERM) en of het gedirigeerd moet worden naar een mogelijk samenvallen met de abdicatie. In dat laatste geval moeten natuurlijk wel alle registers worden opengetrokken en is Amsterdam als conferentieplek voor de dan volgende AERM-bijeenkomst vanzelfsprekend.
Het programma van zondag, de tweede dag van de conferentie voorzag in een paneldiscussie tussen een campagnemedewerker van Republic en een Zweedse en een Deense journalist. Thema was de relatie tussen de media en de monarchie. Viggo Smitt van de Deense republikeinen leidde het onderwerp in. Wat is toch het specifieke in de relatie tussen journalisten en het koningschap. Moeten we de koningin soms om iets dankbaar zijn? En om wat dan, om het decoreren van de leider van Bahrein?
Graham Smith van Republic kenschetste de positie van de media als ‘driven by the need top please the public’. In het streven naar het fourneren van ammunitie voor de media heeft Republic nieuwe cijfers over de kosten van het Engelse koningshuis gegeven. Waar de ‘officiële’ cijfers spraken van 38 milj. pond kwam Republic met een bedrag van 240 milj. pond. Indachtig het eerder gememoreerde karakter van de pers was het niet geheel onverwacht dat ook de tabloids dit cijfer wilden publiceren. Maar, zo voegden zij er aan toe, het bedrag was ‘well spent’. Het gaat hen niet om een positie in het monarchie/republiek debat, maar om de gunst van de lezers. Bij de BBC ligt het iets anders. De omroep wordt, zoals al eerder aan de orde is geweest, geacht neutraal te zijn. Dat verhoudt zich slecht met de houding van het omroepbedrijf t.o.v. de Windsors en met het gegeven dat er een liaison-officer is voor de berichtgeving over de royals. Het beeld dat door hen in de wereld wordt geholpen strookt niet met de werkelijkheid. Voorbeeld de ‘gewoonheid’ van Kate Middleton; de werkelijkheid is dat Kate nog steeds van een behoorlijk rijke komaf is, dat ze een dure universiteit bezocht en de daarop volgende tien jaar eigenlijk vooral besteedde aan het aan de haak slaan van een royal. Maar er zijn in de geschiedenis ook keerpunten geweest die het beeld van de Windsors bij het publiek hebben doen veranderen. De kwestie met de restauratiekosten voor de kasteelbrand (kasteel bleek niet verzekerd te zijn en bekostiging van herstel uit de algemene middelen schoot bij veel Britten in het verkeerde keelgat) en natuurlijk het geschutter van de royal family rond de dood van Diana, heeft het imago wel degelijk geschaad.
Per Svensson, de Zweedse journalist vatte het centrale onderwerp krachtig samen in de retorische verzuchting ‘How come that all journalistic instincts die in the presence of the royals?’. Voor de Zweedse situatie mag enige hoop geput worden uit het feit dat het beeld van de koninklijke familie aan het kantelen is. Het verschijnen van een kritisch boek over Carl Gustav’s vriendin en vooral de persconferentie waarbij elke vraag over de implicaties van de relatie, zijn aanwezigheid op kwestieuze feestjes en de pogingen (door hem, namens hem?) van criminele ‘vrienden’ om te voorkomen dat compromiterende fotos’s van de koning openbaar zouden worden spelen daarbij een rol. En daarnaast niet in het minst de opmerking tijdens een persconferentie van Carl Gustav over dit controversiële verleden: Let’s turn the page’! Uiteindelijk, zo was het oordeel van de journalist zouden de media weleens een rol kunne spelen in een omslag. De logica van de kranten (snel, op verandering gericht) is immers in alles het tegendeel van de vaste en onveranderlijke monarchie.
Kim Bach, de journalist uit Denemarken liet, ter vervanging van de onvermijdelijke powerpoint-presentatie een vel papier zien met daarop de stijgingen en dalingen in de populariteit van de monarchieën. Een trend, breder dan louter de Deense situatie; laag in de jaren voorafgaand aan WO II, hoog in de jaren vijftig, laag in de jaren zestig/zeventig (protestgeneratie). Los van dit soort trends, zo stelde hij, is het eigenlijk opmerkelijker dat slechts 10 tot 20 % van de bevolking echt gek is op de koningin Een vergelijkbaar percentage haat haar en het overgrote deel van de samenleving ‘doesn’t give a shit’. Dit lijkt in tegenstelling tot de voorgegeven grote steun c.q. het belang dat door o.m. de kranten aan royalty gegeven wordt. Een ander opmerkelijk fenomeen is dat door de medische vooruitgang koningen en koninginnen steeds ouder worden. In de AERM-landen gaat het om vorsten en vorstinnen tussen de zeventig en de vijfentachtig. De periode waarin aspirant-vorsten, de kroonprins(ses)en, duimen draaiend hun tijd moeten verdoen wordt daarmee ook langer. Navenant meer kans op prinselijke uitglijders die hun positie en populariteit kunnen ondermijnen!
Voor meer informatie over AERM : www.aerm.org