Nu er steeds meer aandrang wordt uitgeoefend om naar Jan Pieterszoon Coen vernoemde straten, pleinen en tunnels te herdopen, rijst de vraag of niet meer naamgevers in aanmerking komen om in de ban te worden gedaan.
Over wijlen Coen kun je nog verschillend denken. Ja, hij liet de complete bevolking van Banda uitroeien omdat die zich niet aan de door hem gestelde regels voor de kruidnagelverkoop hield. Hij was een potentaat en een houwdegen. Maar hij was ook een geniale organisator, die van de Vereenigde Oostindische Compagnie de eerste multinational in de historie maakte.
Prins Bernhard & goede doelen
Maar over wijlen prins Bernhard kun je nauwelijks verschillend denken: een opportunist, schuinsmarcheerder en oplichter eersteklas. Toen indertijd het Wereld Natuur Fonds, ‘zijn’ Wereld Natuur Fonds, als eerste natuurorganisatie de ledenadministratie automatiseerde, konden administrateurs van verwante organisaties een kijkje nemen. Trots legde de programmeur van het WNF uit dat hij nu met één druk op de knop de status van alle leden kon bekijken. “Noemt u maar een naam!” Waarop een van de aanwezigen riep:
“Prins Bernhard!’’ Dus toetste de programmeur in: Van Lippe Biesterfeld. Maar hij kreeg het schaamrood op de kaken, want toen kreeg iedereen prompt te zien dat de betrokkene een contributieachterstand van vier jaar had.
Typisch Bernhard: goede sier maken met je zogenaamde betrokkenheid bij de natuur, maar daarvoor niet zelf in de buidel tasten. Zijn naam leeft voort in het Prins Bernhard Cultuurfonds, ook bekend als het Anjerfonds. Waarom eigenlijk? Dat de naam van Juliana
verbonden zou zijn met theateractiviteiten, ligt voor de hand: ze was een geestdriftige amateurtoneelspeelster. Beatrix en beeldhouwkunst, Claus en ontwikkelingssamenwerking, Christina en oogheelkunde: allemaal logische verbanden. Maar Bernhard had voor zover wij weten hoegenaamd niets met cultuur en kunst, of het moet de kunst van het versieren zijn.
Typisch Bernhard: goede sier maken met je zogenaamde betrokkenheid bij de natuur, maar daarvoor niet zelf in de buidel tasten.
Heel wat Nederlandse kunstenaars mopperen er dan ook over (weet ik uit doorgaans welingelichte bron) dat ze voor opdrachten min of meer afhankelijk zijn van een naar de schurkachtige prins vernoemd fonds. Ze doen dat niet openlijk, om hun subsidies niet in gevaar te brengen, daarom doe ik het bij deze. Ik ben per slot van rekening geen kunstenaar, verre van.
Elke biografie van de prins (door Wim Klinkenberg, Gerard Aalders of Annejet van der Zijl) moet de lezer met toenemende weerzin vervullen, te beginnen met de manier waarop hij Juliana aan de haak sloeg. Met deernis lees je hoe er met haar, niet moeders mooiste, bij
Europese vorstenhuizen en adellijke geslachten werd geleurd. En hoe sluw Bernhard haar, toen ze al moest wanhopen ooit nog een echtgenoot te vinden, en een vader die de Oranjestam voor uitsterven kon behoeden, inpalmde en bedwelmde met zijn air en uitgavenpatroon van ‘man van de wereld.’ Die uitgaven kwamen voor haar rekening, want het huis Von Lippe Biesterfeld was zo goed als platzak. De koppeling aan de rijke familie Van Oranje kwam Bernhard maar al te goed uit, evenals zijn moeder en zijn broer.
De wittebroodsweken duurden niet lang, want al spoedig scoorde Bernhard de ene vriendin na de andere. Dat is misschien nog tot daaraan toe, maar niet de schaamteloosheid waarmee hij zich met die vrouwen vertoonde, en ze later zelfs meetroonde naar de vakantieoorden van de Oranjes, met namedat in Porto Ercole – het is een monument van vernedering voor de koningin, die hij ‘mammie’ noemde. Van der Zijl breekt haar levensbeschrijving van Bernhard abrupt af in 1945, als hij nog prins-gemaal moet worden! Desgevraagd verklaarde ze inmiddels zo genoeg te hebben gekregen van haar misselijke hoofdpersoon, dat ze zich niet langer met hem wilde bezighouden.
Prins Bernhard & het verzet
Niettemin was hij na ’45 de held der natie, de oud-strijders, – verzetslieden en -Engelandvaarders voorop. Vergeten en verdoezeld werd hoe hij zich in het vooroorlogse Duitsland bij een zijtak van de nazi’s had aangesloten, in elk geval voldoende om door hen niet voor verrader en vaandelvluchter te worden aangezien. Nu ze de oorlog hadden verloren, gold hij als verzetsheld, die onverschrokken was voorgegaan in de strijd der geallieerden, terwijl ‘mammie’, Juliana, al die tijd ver van het oorlogsgeweld in Canada hoog en droog had zitten tutten met haar drie dochters.
Pas veel later – het is in niet geringe mate te danken aan Juliana’s biografe Jolande Withuis – zou duidelijk worden hoe vals dat beeld is en in hoe hoge mate Bernhard het zelf had geschapen. In werkelijkheid had hij in Londen de kantjes eraf gelopen, geen oorlogsvluchten gemaakt, geen acties ondernomen, maar volop met zijn diverse vriendinnen de nachtclubs gefrequenteerd. En hij slaagde erin de rol van werkelijke betekenis die Juliana vanuit Canada (met haar missies naar en toespraken in Amerika, haar contacten met het Witte Huis) weg te poetsen; zij zat volgens hem lekker thuis met de meisjes.
In werkelijkheid had hij in Londen de kantjes eraf gelopen
Dat oorlogsheldendom van hem is een verbluffend staaltje bluf, en als er iets is waarom Bernhard de peetvader van een kunstfonds zou kunnen zijn, is het vanwege zijn bedrevenheid in de kunst van het bluffen. En ook in de kunst van de metamorfose, de gedaanteverwisseling, want aan het eind van zijn leven slaagde hij erin nauwe relaties op te bouwen met journalisten (Robert Ammerlaan, Martin van Amerongen, Pieter Broertjes) en zo zijn beeld te kantelen van schurk naar schelm en schavuit.
Prins Bernhard als naamgever van een cultuurfonds
De crisis waarin het koningshuis in de jaren vijftig geraakte, vindt haar oorsprong ook bij hem, want het was Bernhard die de gebedsgenezeres Greet Hofmans naar paleis Soestdijk haalde, en wel om een van zijn paarden te genezen. Toen haar inmenging ernstig uit de hand liep, wist hij de zaken opnieuw naar zijn hand te zetten en op Juliana de verdenking te laden dat zij het Atlantisch bondgenootschap, onze door de oorlog geheiligde band met de Amerikaanse bevrijders, op losse schroeven zette. En hoorde iemand hem ooit de suggestie weerspreken dat Juliana niet helemaal meer
compos mentis was?
Toen moest zijn grootste boevenstreek nog komen. Hij speelde zich bij de kabinetten-Drees in de kijker als de beste handelsreiziger die Nederland zich maar kon denken en reisde in die hoedanigheid de wereld rond. In werkelijkheid was hij vooral zijn eigen beste
handelsreiziger, die zichzelf graag in ruime mate van revenuen voorzag – die hij overigens ook nodig had, voor zijn menagerie aan buitenechtelijke kinderen. Pas in de jaren zeventig viel hij, door een actievere en minder byzantijns geworden pers, door de mand vanwege de steekpenningen die hij had aangenomen van de vliegtuigfabrikanten Lockheed en Northrop. Van een strafrechtelijk onderzoek werd afgezien onder druk van Juliana, die ondanks alles altijd van hem was blijven houden, en die dreigde af te treden als hij zou worden vervolgd.
Ik zou mij als kunstenaar schamen als ik geld aannam van een fonds dat naar een criminele opportunist is vernoemd.
Hij was, ik zeg het niet gauw, een verachtelijk sujet. En dan schutspatroon van de Nederlandse kunsten? Ik zou mij als kunstenaar schamen als ik geld aannam van een fonds dat naar een criminele opportunist is vernoemd. En waarschijnlijk doen kunstenaars dat ook, maar kunnen ze het geld niet missen, wat trouwens in het verzet tegen de Duitsers als ondeugdelijk argument zou zijn beschouwd. Het lijkt er overigens op dat de naam Prins Bernhard Cultuurfonds de laatste tijd in het openbaar minder wordt gebruikt dan Anjerfonds. Wellicht heeft een slimme publicrelationsman inmiddels ook bedacht dat de vorstelijke peetvader het fonds geen goed doet en is hij bezig hem stiekem door een zijdeur af te voeren. Zijn we overal vanaf! Het zou een truc Bernhard waardig zijn.
Beter en eerlijker is het met open vizier afscheid te nemen van Zijne Koninklijke Hoogheid als oppermecenas. Zijn er geen anderen die met meer waardigheid hun naam kunnen lenen aan zo’n nationaal cultuurfonds? Er zijn toch genoeg verzetshelden geweest die hun reputatie niet eigenhandig hebben opgepoetst en die bovendien overtuigendere geloofsbrieven kunnen overleggen met betrekking tot hun kunstzinnigheid?
Kunstenaar & verzetsheld Gerrit van der Veen
Neem Gerrit van der Veen, een Amsterdamse slagerszoon, na de hbs aan de Spoorwegschool opgeleid tot werktuigkundige. Toen hij bij de NS op een tekenkamer werkte, legde hij zich in zijn vrije tijd toe op het maken van karikaturen, houten beeldjes en tekenfilms, waarvoor hij een vernuftig apparaat ontwierp. Tot zover een weinig uitzonderlijke loopbaan. Maar als 23-jarige vertrok hij naar Curaçao om vijf jaar te werken voor de Bataafse Petroleummaatschappij, de machtsbasis van de Nederlandse minister-president Hendrik Colijn.
En daar bedwong hij door koelbloedig en vastberaden optreden een brand op een Engelse tanker en voorkwam zo dat de hele petroleumhaven van Willemstad in lichterlaaie kwam te staan. De (karige) geldelijke beloning waarmee de directie hem dankte, gebruikte hij voor een passage terug naar Nederland om daar zijn droom waar te maken: beeldhouwer worden. En beeldhouwer werd hij, met een beurs voor de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. In 1930 won hij zilver in de competitie voor de Prix de Rome en generaties Utrechters hebben zijn beeldengroep in een viaduct bij het Centraal Station op het netvlies staan. Zelfs kreeg hij in 1940 van De Nederlandsche Bank de opdracht voor drukkerij Joh. Enschedé een nieuw biljet van tien gulden te ontwerpen, een uitdaging waaraan hij met zwier en weinig ingetogenheid uitvoering gaf.
Sommigen stijgen in de verdrukking boven zichzelf uit en Van der Veen was er zo een.
Toen brak de oorlog uit en prompt weigerde Van der Veen als blokhoofd van de Luchtbescherming (een vrijwillige functie om buurten te beveiligen tegen luchtaanvallen) de ariërverklaring te tekenen. Dat was het weinig glorieuze begin van een heldhaftig verzet. Sommigen stijgen in de verdrukking boven zichzelf uit en Van der Veen was er zo een. Voor de oorlog timide en nogal saai, werd hij vanaf 1940 onstuimig en onverschrokken, een mannetjesputter die de lakens uitdeelde, zoals in de vervalsingscentrale, waar hij en zijn kornuiten persoonsbewijzen vervalsten voor joden en onderduikers.
Van der Veen voerde het kunstenaarsprotest aan, dat rijkscommissaris Seyss-Inquart onomwonden duidelijk maakte dat hijmet zijn vingers van de kunst moest afblijven. Tegen de deportaties van joden schreef en verspreidde hij het Manifest bij de wederinvoering van de slavernij. Hij liet het niet bij woorden, maar trok een spoor van overvallen,
sabotageacties en brandstichtingen door bezet Nederland.
Zijn grootste heldendaad – ach, u weet het natuurlijk – was de overval op de Landsdrukkerij in Den Haag, waar maar liefst tienduizend persoonsbewijzen werden buitgemaakt. Bij zijn laatste actie, de bevrijding van gevangenen uit het Amsterdamse Huis van Bewaring, werd hij door twee kogels getroffen en tien dagen later op zijn
onderduikadres gearresteerd. Hij is in juni 1944 in de duinen bij Overveen gefusilleerd.
Ja, dat is andere koek dan prins Bernhard. Ik zeg niet dat Van der Veen te weinig eerbetoon heeft gekregen. Weliswaar is zijn tienguldenbiljet na de oorlog door de firma Enschedé afgekeurd, maar het was ook raar geweest om het alleen vanwege het
schitterende verzetsverleden van de ontwerper in productie te nemen. Wel is de Amsterdamse Euterpestraat, waar in de oorlog de Duitse politie huis hield, naar hem vernoemd en ook een lyceum in die straat, in de robuuste stijl van de Amsterdamse School, waar veel aan kunstzinnige vorming wordt gedaan. Ook het ‘Gerrit van der Veen Cultuurfonds’ zou hem postuum vermoedelijk goed doen.
Nou, wat vindt u? Bel een Kamerlid en vraag hem/haar een motie in te dienen met het oogmerk prins Bernhard te vervangen door Gerrit van der Veen. Jammer dat de PSP er niet meer is, die zou het wel gedurfd hebben.
John Jansen van Galen is journalist en schrijver (ex-HP ex-NRC, het Parool). Dit artikel werd eerder gepubliceerd in opiniekrant Argus, nadat het geweigerd was door de oorsponkelijke opdrachtgever. Binnenkort meer daarover.
Misschien kan ook gelijk gekeken worden naar een andere datum voor Veteranendag, nu de zaterdag het dichtst bij Bernhards verjaardag (29 juni). Het is toch werkelijk godgeklaagd dat zo’n dag aan deze landverrader is gekoppeld.