In het Financieele Dagblad van zaterdag 14 januari verschenen twee berichten die de moeite waard zijn voor nuchtere Nederlanders. In het eerste artikel wordt gesproken over het economisch nut van staatsbezoeken.
Het artikel begint met de constatering dat praktisch iedereen denkt dat staatsbezoeken goed zijn voor de economie en de koningin deuren opent voor ondernemers die anders gesloten zouden blijven. En dan schrijft het Financieele Dagblad, het dagblad dat zich sterk op (groot)ondernemers richt: âDit is tenminste het gangbare beeld, maar de praktijk is andersâ. Vervolgens komt er dan een op zich wel interessante verhandeling op de manier waarop de handelsmissies die meegaan met een staatsbezoek, samengesteld worden. Kenmerkend is de opmerking van een functionaris van VNO-NCW; hij zegt dat de meereizende ceo-delegatie bestaat uit topmanagers van bedrijven die al in het te bezoeken land actief zijn. Volgens deze zegsman wordt er dan over lopende betrekkingen en eventuele knelpunten gesproken. Maar of deze gesprekken concreet van opleveren valt moeilijk te zeggen. Het is dus niet zo dat nieuwe handelsbetrekkingen worden aangelegd tijdens zoân bezoek. Verderop in het artikel staat de opmerking van dhr Wientjes dat hij nooit antwoord kan geven op de vraag hoeveel er verdiend is, maar hij weet wel zeker dat de uitkomsten haast altijd positief zijn. Wie dit gezegde even overdenkt begrijpt dat de heer Wientjes gewoon zegt: het kan verlies of winst opleveren. Aan zoân uitspraak heb je dus helemaal niets.
Het artikel is vele malen meer genuanceerd dan tot nu toe gebruikelijk was. Over het eerder in de NRC aangehaalde onderzoek waarbij aan de hand van cijfers van het CBS wordt aangetoond dat er helemaal geen economisch nut is verbonden aan staatsbezoeken wordt gezwegen.
Het tweede artikel in het Financieele Dagblad is heel kort maar wel interessant. De historicus Aalders stelt dat hij grote aarzelingen heeft bij de bewering dat de reizen van Prins Bernhard belangrijke resultaten opleverden voor het Nederlands bedrijfsleven want er bleken toch wel hoge kosten aan verbonden te zijn. Zo memoreert hij dat Werkspoor in 1951 zei dat ze dankzij Prins Bernhard een order van 300 miljoen uit Argentinië hadden gekregen maar later bleek dat het bedrijf daar 30 miljoen smeergeld voor aan president Peron had moeten geven. Ook maakte Bernhard zich sterk voor belangrijke orders van een bedrijf in Argentinië waarvan later bleek dat het door een charlatan geleid werd.
En zo is de oogst van één dag, uit een krant met een goede reputatie, helemaal niet zo positief voor de bemoeienissen van de monarchie met het economisch leven als menig monarchist ons wil laten geloven.
Ton Johannisse