Aan: de heer Eduard Nazarski
Directeur van Amnesty International
Postbus 1968 1000 BZ Amsterdam
17 juli 2012
Zeer geachte heer,
In de afgelopen week hebben wij de enquête van ons Amnesty International ingevuld. Het ging u om óns beeld van Amnesty, om ónze band ermee, het ging u om iets te weten over óns.
Wij vulden uw enquête in.
Wij zijn lid van Amnesty. We sturen brieven naar het buitenland over deze en gene veroordeelde en we sporen anderen hier aan dat ook te doen. We gaan langs de deuren met een collectebus en laten onszelf ook niet onbetuigd qua donaties. Dat doen we, in de zekerheid aan een goede zaak mee te helpen.
Maar wij krijgen nu vanwege uw enquête een ongemakkelijk gevoel, dat mede ontstaan is door een situatie in eigen land.
De volgende vraag komt bij ons op
Hoe weet u eigenlijk zeker dat die veroordeelden over wie wij schrijven ten onrechte veroordeeld zijn, dat zij slachtoffer zijn van een regiem? Wat speelde daar in dat verre land? Die vraag kwam bij ons op toen wij de hulp inriepen van Amnesty bij een concrete zaak in ons eigen land.
Uw woordvoerder weerde die vraag af met een beroep op de statuten van de vereniging. Men zou zich niet bezighouden met de kwestie, omdat de rechtsgang in Nederland gezekerd is.
Onze vraag betreft de zaak van de heer Erwin Lensink die het zich permitteerde op prinsjesdag 2010 een voorwerp richting de gouden koets te werpen. Hij had niet de intentie mensen te verwonden maar vroeg op ongewone (wat ons betreft onjuiste) wijze aandacht voor zijn particuliere situatie.
Maar de feitelijke aanklacht loog er niet om, was in onze ogen zwaar overdreven. Men maakte van een mug een olifant?
Lensink is niet veroordeeld
Naar aanleiding van een advies ‘ontoerekeningsvatbaar’ van deskundigen, deed men hem voor een jaar opnemen in een psychiatrische kliniek, Aanhalingstekens tonen onze twijfels over de juistheid van dat advies.
Het moge zijn dat Lensink een korte tijd in een psychiatrisch instituut verbleef, maar wij troffen hem aan in de penitentiaire inrichting in Grave, naar ons beleven een strenge gevangenis voor betreffende veroordeelden. Lensink bracht daar geruime tijd door, bijkans anderhalf jaar, in voor hem erg onaangename omstandigheden. Let wel, zonder veroordeling! (Zou hij daarvoor ook enige financiële genoegdoening krijgen?)
De eigenlijke kwestie
Wij hebben aan Erwin Lensink en zijn zaak enige aandacht besteed. Hij maakte bij ons bezoek aan hem niet de indruk ontoerekeningsvatbaar te zijn. Hij was een bijzonder men, wellicht iets eigenaardig, maar heel redelijk aanspreekbaar.
Hij is onlangs vrijgelaten in afwachting van verdere behandeling van zijn zaak. De eigenlijke kwestie is echter met vrijlaten en maar afwachten niet afgedaan.
Met het oog op die situatie zouden wij graag met u spreken.
Het gaat ons niet alleen om kwalijke beïnvloeding van de doorlopen rechtsgang van onbevoegde (machtige) zijde, maar vooral om de rechtsongelijkheid, in strijd met de grondwet.
Ongelijkheid geïllustreerd
Deze ongelijkheid terzake wordt geïllustreerd in een artikel van de heer Gerard Aalders in het kwartaal blad ‘De Republikein’, onder de ons enigszins onthutsende titel: ‘Is Beatrix een hoer’.
Het geeft schrijnend situaties van rechtsongelijkheid weer uit heden en verleden, nu in relatie met de zaak Erwin Lensink.
Wij verzoeken u om met ons daaromtrent in gesprek te gaan, waarin wij willen aandringen op tussenkomst van Amnesty in de zaak Erwin Lensink en de omstandigheden daarvan.
Het gaat hier om het twijfelachtig hanteren van het recht, niet in andere landen, maar hier, bij ons, bij ons in Nederland.
Bij een gesprek wil ik mij graag doen vergezellen door enkele mensen uit republikeinse sfeer. Deze personen hebben het proces, fysiek, nauwkeurig en kritisch gevolgd.
Wij hopen van u te vernemen.
genoemd artikel overgenomen uit kwartaalblad ‘De Republikein’
Drs J.A. Zijlstra
M.M. Zijlstra – van Gool
Kastanjelaan 9
6955 AM Ellecom