‘ Waarlyk ik loop niet hoog met koningen’ . Met dit citaat uit Multatuli zou Hans van den Bergh getekend kunnen worden. Republikein en Multatuliaan. De belichaming van de gedachte dat er iets moet veranderen om de samenleving eerlijker, rechtvaardiger, democratischer te maken. Zijn rol in het Multatuligenootschap en zijn ijveren voor het republicanisme liggen eigenlijk in elkaars verlengde.
Niemand heeft zo nadrukkelijk het republikeinse gedachtegoed levend gehouden als Hans van den Bergh. Waar sommige medescribenten over dit thema nog weleens eloquentie met betrokkenheid verwarden en afhaakten als er op een ander vlak in de samenleving meer aandacht te garen viel, hield hij vol om met onverminderde energie het onderwerp hoog op de agenda te houden. Van zijn ‘ Een over Oranje of de Republiek der Nederlanden’ tot zijn laatste publicatie met daarin een dringende oproep aan de kroonprins om toch vooral af te zien van troonsbestijging is er een ononderbroken appel aan de politiek, de machtsdragers, het publiek om na te denken over de wenselijkheid, de noodzaak van verandering van het staatkundig bestel in democratische richting. Fameus is zijn analyse van de ‘ black box’ in ons staatsbestel; de plek waar niemand in komt, waar niemand informatie over mag delen, waar geen enkele verantwoordelijkheid over wordt afgelegd: het geheim van Noordeinde. En wat het bestaan hiervan betekent voor een zich modern wanende democratie. Een systeem waarin de heimelijkheid tot deugd wordt verheven en waarin ingewijden elkaar de bal toe spelen, elkaar bevestigend in hun betekenis als zaten zij in een toneelstuk. En Hans van den Bergh hield te veel van toneel om met een poppenkastvoorstelling genoegen te nemen.
Toen we een paar maanden terug met enkele leden van het stichtingsbestuur van De Republikein overlegden leidde Hans die vergadering met de gebruikelijke zwier en ontspannenheid. We spraken over de bijdragen in het laatste nummer, over plannen voor de toekomst, over een conferentie. Het overleg had de gebruikelijke mix van optimisme en bezieling. Hans zijn dood was dan ook compleet onverwacht. Een onthutsend feit als het iemand betreft die nog zo’n enorme agenda had.
Hans was het grote voorbeeld voor hoe je een boodschap, het republicanisme, tegelijk indringend en toch ook met de nodige zachtheid over het voetlicht kon brengen. Al zijn inspanningen en zijn publicaties ademden die milde ironie. Tegelijk stelde deze instelling hem in staat om bij verschillende gelegenheden de rol van bemiddelaar, van trait d’ u nion te vervullen. Hij was een van de oprichters van het Republikeins Genootschap en tevens een van de eersten die dat combineerde met het lidmaatschap van het Nieuw Republikeins Genootschap. Tegenover de ooit wat angstvallige verhouding tussen de beide genootschappen plaatste hij het idee dat je uitstekend kunt samenwerken en dat je de specifieke kracht van beide organisaties kunt combineren. Deze insteek gaf voeding aan een hele reeks gezamenlijk georganiseerde activiteiten waarin de Baliebijeenkomst met de jongerenorganisaties van de politieke partijen en de Spui25 bijeenkomst over de relatie tussen de Oranjes en de pers in het bijzonder als memorabel geduid kunnen worden. En natuurlijk is er de totstandkoming van De Republikein, een lang gekoesterde wens om te komen tot een republikeins blad. Hans zijn energieke aanpak en het aanwenden van zijn overtuigingskracht trok het project op een cruciaal moment vlot en maakte dat in het midden van het afgelopen decennium voor het eerst in een eeuw een republikeins tijdschrift in Nederland het licht zag.
Zo vormde Hans jaren aan een stuk de verbinding tussen het RG en het NRG, hield inspirerende toespraken, bemiddelde bij conflicten hielp het republikeinse gedachtegoed in beweging te houden En hij vormt een inspirerend voorbeeld hoe je een scherp inzicht, engagement en mildheid combineert. Voor het denken over de contouren van een democratischer Nederland heeft hij een onschatbare bijdrage geleverd. We zullen hem bijzonder missen.