gepubliceerd op 6 Augustus 2008 in De Volkskrant
De onwil van de politiek om de monarchie ter discussie te stellen, berust op enquêtes van twijfelachtige kwaliteit, betoogt Jack Jan Wirken.
Sheila Sitalsing kraakt enkele noten in het debat over de rol en betekenis van de monarchie (Binnenland, 26 juli). Ze bespreekt de wenselijkheid en haalbaarheid van een politiek debat over het monarchale bestel, waarbij ze erop wijst dat er in de Kamer eigenlijk een meerderheid is die, blijkens verkiezings- of beginselprogramma, van een fundamentele discussie over dit onderwerp niet wars zou zijn. De oorverdovende stilte op dit vlak verklaart zij uit het aloude idee van de electorale suïcide. De koningskwestie aan de orde stellen, is spelen met vuur, of beter: spelen met zetels.
‘Uit de jaarlijkse TNS/Nipo-enquête blijkt dat nog altijd 85 procent van de bevolking de monarchie steunt’, aldus Sitalsing. De jubelende resultaten van TNS/Nipo verschijnen traditiegetrouw aan de vooravond van Koninginnedag. Politici grijpen er graag naar om uit te leggen waarom ze democratisering aan de top geen thema vinden. Zo heeft onlangs Agnes Kant nog eens het standpunt van haar partij over de monarchie uitgelegd. De overgrote meerderheid, stelde zij, vindt het koningshuis prachtig. Het thema heeft daarom voor de SP geen prioriteit. Politici vertalen de veronderstelde volkswil door de monarchie tot non-issue uit te roepen, waarbij ze zich gesteund voelen door de resultaten van de TNS/Nipo-enquête.
Nooit wordt er bijverteld hoe deze onderzoeksuitkomsten tot stand komen. Hoe de aard van de vraagstelling een bepaald antwoord al op voorhand insluit. Een willekeurig persoon wordt gevraagd of hij de voorkeur geeft aan iets bekends of aan iets nieuws. De voorkeur zal vrijwel altijd het bekende gelden. Bekend is vertrouwd, bekend voorkomt onaangename verrassingen. Een beetje psychologische kennis volstaat om te begrijpen dat het antwoord op de vraag naar een voorkeur voor monarchie of republiek op deze wijze is voorgeprogrammeerd.
Staatkundige vernieuwing, toch al geen topprioriteit bij veel respondenten, veronderstelt, om verantwoord bevraagd te worden, een zekere inleiding. Een vraag over de context van kwesties rondom de rol van de monarch. In ieder geval meer dan de simpele binnenkomer ‘Wilt u de monarchie behouden of wilt u de republiek?’, een wijze van vragen die de uitkomst van 85 procent als onvermijdelijk gevolg heeft.
Dat een dergelijke vraagstelling automatisch tot een specifieke beantwoording leidt, die niet noodzakelijk de standaardinterpretatie rechtvaardigt, bleek een paar jaar geleden. In de TNS-enquête werd, na bovengenoemde vraag, aan de respondenten hun mening gevraagd over een voorkeur voor een gekozen dan wel een erfelijk staatshoofd. 63 procent gaf aan een gekozen staatshoofd de voorkeur. De kop boven de resultaten: ’85 procent voorstander van de monarchie’, had dus evengoed kunnen luiden: ’63 procent voorstander van de republiek’.
In de laatste versie van de TNS/Nipo-vragenlijst is de vraag naar geboorte of verkiezing als meest wenselijke criterium voor de vervulling van de rol van staatshoofd komen te vervallen. Dit wordt gecompenseerd met vragen over andere belangrijke aandachtsvelden. De populariteit van de afzonderlijke leden van het koningshuis bijvoorbeeld. ‘Ook in april 2008 vindt meer dan de helft van de Nederlanders (57 procent) Máxima het meest sympathieke lid van het koningshuis. Haar populariteit is het afgelopen half jaar zelfs nog met 5 procent toegenomen.’ In publieksreacties komen haar blonde haren en haar manier van zwaaien veelvuldig als mogelijke oorzaak van deze overweldigende geliefdheid voorbij. Haar toegenomen marktaandeel vergt natuurlijk slachtoffers. Laurentien duikelt in de toptien naar de vierde plaats (van 6 naar 3 procent) op de hielen gezeten door Amalia die door 2 procent het meest sympathiek gevonden wordt.
Twijfel over de wetenschappelijke kwaliteit van dit soort enquêtes en over de klakkeloze manier waarop de resultaten door politici en journalisten worden overgenomen, voedde de wens om een keer met een andersoortig onderzoek de bovengenoemde ‘onderzoeksresultaten’ van een kanttekening te voorzien. Najaar 2007 was het zover. De door het Amsterdams Historisch Museum georganiseerde expositie over de relatie tussen Amsterdam en de Oranjes bood een aanleiding om de dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) van de gemeente Amsterdam te benaderen met de vraag of de opvattingen van de Amsterdammer over de monarchie gepeild konden worden. Dat daarbij de vraagstelling niet volgens de boven besproken patronen zou verlopen, was vanzelfsprekend een van de uitgangspunten.
En de resultaten wijken, zoals te verwachten was, sterk af van de resultaten van onderzoeksbureaus als TNS/NIPO. Zo is 58 procent van de respondenten het oneens met de rol die het koningshuis thans vervult. De stelling dat iedere politieke bestuurder verkiesbaar dient te zijn, wordt door 49 procent onderschreven; 29 procent is het hier niet mee eens. Van de ondervraagden meent 35 procent dat de politieke rol van de monarch moet verdwijnen. En 23 procent meent dat de monarchie in zijn geheel moet worden afgeschaft.
De Amsterdamse respondenten in het O+S onderzoek zijn wellicht niet representatief voor heel Nederland. Ook ging een deel van de vragen over situaties die de hoofdstadbewoner specifiek raken. Maar een belangrijker verklaring van het verschil tussen de bevindingen van dit onderzoek en van andere enquêtes lijkt toch de opbouw van het vragenformulier te zijn. Een onderdeel van een vragenlijst die begint met het meten van voorkeuren voor direct of indirect gekozen politici – burgemeester, minister-president en staatshoofd – resulteert uiteraard in iets anders dan het rauwelijks vragen naar de voorkeur voor het bestaande, de monarchale regeringsvorm, of naar iets nieuws.
Het resultaat van het O+S onderzoek werpt een nieuw licht op de bevindingen van de andere onderzoeksbureaus waaruit politici en journalisten zo gretig putten. Maar of daarmee de mantra van elkaar nazeggende volksvertegenwoordigers en opinieleiders – ‘Kom niet aan de monarchie want ze zijn zo populair’ – doorbroken kan worden, is allesbehalve zeker. Er zijn genoeg feiten die de mythe van de immense populariteit van de monarchie ontzenuwen. Het winnen van de publiciteitsslag is een ander verhaal.
Wilt u dit artikel doorsturen? Download hier het originele krantenartikel (PDF, 316 Kb).
Lees hier het antwoord van Marcel Maassen en Tom van der Horst van TNS/NIPO (PDF, 61 Kb).