Onder de kop ‘Lang leve de gekroonde republiek’ stond in Trouw (15 februari) een interview met historicus en Oranjebiograaf Cees Fasseur naar aanleiding van diens nieuwste boek, ‘De gekroonde republiek’. Fasseur is niet de eerste de beste. Hij maakte naam met een biografie van koningin Wilhelmina en een boek over het huwelijk tussen koningin Juliana en prins Bernhard, waarvoor hij exclusief toegang kreeg tot het koninklijke huisarchief. Maar in het interview maakt Fasseur een aantal suggestieve opmerkingen, halve waarheden en gemakkelijk te weerleggen aannames, die weinig goeds voor zijn jongste boek voorspellen.
Zo verklaart hij zich “voorstander van een familie aan het hoofd van de staat die (….) afstamt van Willem van Oranje”. De familie die het huidige staatshoofd levert, stamt echter niet af van Willem van Oranje, maar van diens broer van de ‘Friese tak’ van de Nassaus.
Ook beweert Fasseur dat na de laatste inperking van de bekostiging van het koninklijk huis door een morrende Tweede Kamer in 2009 “prins Willem-Alexander en prinses Maxima tickets voor privereizen zelf moeten betalen. Dat klopt slechts ten dele. De eerste 300.000 euro aan reiskosten betaalt de staat.
Nog een paar dubieuze uitspraken: ” Het is totaal onmogelijk dat – gesteld dat Nederland een republiek wordt – een president ineens rechtstreeks zou worden gekozen”. “Als Nederland een republiek was, kreeg je kandidaten die weinig toekomst hebben in de politiek”. En: “De beschaafdste landen van Europa zijn georganiseerd als koninkrijk”.
Het zijn stuk voor stuk opmerkingen die suggereren dat een erfelijk koningschap verre te verkiezen is boven een gekozen president. Maar Fasseur geeft niet een keer aan, waarop die veronstelling is gebaseerd. Van een gerenommeerd historicus als hij mag toch verwacht worden, dat hij uitspraken doet die gebaseerd zijn op verifieerbaar onderzoek, maar Fasseur rept er althans met geen woord over.
De Oranjebiograaf ziet niets in een ceremoniele monarchie: “In een constitutionele monarchie oefent het staatshoofd alleen invloed uit voor zover ministers dat willen. En als een minister zwakke knieen heeft, dan deugt de minister niet”. Het eerste is hopelijk waar, het tweede zeker niet. Want een systeem waarin de invloed van het staatshoofd geheim moet blijven en door de ministers moet worden ingedamd, valt toch moeilijk deugdelijk te noemen.
Fasseur gunt ons ook nog een blik in de toekomst: “Het koningschap moderniseert wanneer Willem-Alexander koning wordt”. Het enige dat we weten uit zijn publieke uitspraken, is dat Willm-Alexander geen ceremonieel maar een inhoudelijk koningschap wil, dus zoals voor de invoering van Thorbeckes grondwet van 1848 het geval was. Dat is geen modernisering, maar een stap achteruit.
Maar het beste leren we Fasseur kennen door zijn lichtelijk laatdunkende uitspraak: “Kritiek op de monarchie klinkt alleen in bepaalde intellectuele kringen”. Met zijn interviewuitspraken bewijst Fasseur in ieder geval dat hijzelf niet thuishoort in die kringen. Desondanks meent hij te weten dat “die mensen bang zijn om voor oubollig te worden versleten” en daarom tegen de monarchie zijn. Als iemand die verkeert in kringen waar men kritiek heeft op de monarchie weet ik dat er nog veel betere redenen zijn om voorstander van een republiek te zijn. En kritiek op de monarchie klinkt niet alleen in bepaalde intellectuele kringen maar ook daarbuiten.
Collega-historici hebben weinig op met Fasseurs vorige publicaties, omdat zijn bron – het Koninklijk Huisarchief – gesloten bleef voor andere historici en dus niet gecontroleerd kon worden. Een collegiale toets van Fasseurs werk is nu wel mogelijk. Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomsten van die toets.
Maria van Herk.