Een vorstelijk pensioen

Na de troonsafstand ontvingen Juliana en Bernhard samen een jaarlijkse toelage van 2,1 miljoen gulden. Verder hadden ze gratis wonen op Soestdijk (inclusief gas, water en licht) en werd zeventig man/vrouw personeel voor ze betaald.

Al een paar jaar wordt verwacht dat Koningin Beatrix binnenkort afstand zal doen van de troon en met pensioen gaat. Formeel krijgt ze geen pensioen maar een uitkering want ze krijgt niet alleen een bedrag in geld als een vorm van pensioen, maar ook nog een paar extraatjes.
De vorige keer dat er zo’n uitkering gegeven werd was bij de abdicatie van Koningin Juliana. Die regeling is nooit in de publiciteit geweest want ze kostte ongelooflijk veel geld, naar alle redelijke begrippen exorbitant veel. Ongeveer gelijk aan het pensioen voor 100 gewone mensen. Er is grote kans dat de regering zal proberen een soortgelijke regeling voor Koningin Beatrix op te stellen. En anders de koningin zelf wel. Per slot van rekening is Beatrix geen vrouw die zo maar inkomen afstaat of laat liggen .
Het is voor de hand eerst de regeling voor Prinses Juliana en haar echtgenoot te bekijken, en daarna de mogelijke nieuwe regeling voor Koningin Beatrix.

De wettelijke regeling van de uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis is vastgelegd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis.
Toen Koningin Juliana aftrad is met grote haast die wet aangepast om haar een enigszins redelijk inkomen en onderdak te geven. Op 7 mei 1980, dus 7 dagen na de abdicatie, werd de aanvulling van de Wet financieel statuut ingediend bij de Tweede Kamer .
Daarbij werd geregeld dat Prinses Juliana per jaar f. 1.325.000,- zou ontvangen en Prins Bernhard f. 780.000,- Uitgangspunt voor de regering was dat Prinses Juliana financieel de mogelijkheid diende te worden geboden een staat te voeren, die passend was voor haar positie van gewezen staatshoofd.

Het bedrag voor Prinses Juliana bestond uit twee delen, een deel voor functionele personele en materiele kosten ad f 825.000,- en een deel inkomen ( dus wat normaal pensioen genoemd wordt) van f. 500.000,- Voor prins Bernhard waren de twee onderdelen f. 540.000,- en f. 240.000,-
Bij de functionele kosten werd er vanuit gegaan dat een klein groepje personeel dat rechtstreeks door Prinses Juliana of Prins Bernhard werd aangestuurd zoals particuliere secretarissen en het deel huishoudelijk personeel dat in de familiesfeer werkte, uit deze post werden betaald door de prinses of prins zelf.
Verder moest uit deze post betaald worden de kosten van de eigen huishouding, ontvangsten, kleding, kleine geschenken en wat dies meer zij zonder dat daarvoor een aparte declaratie behoefde te worden ingediend.

Maar behalve deze buitensporige uitkeringen kwam er nog wat kijken. Prinses Juliana had te kennen gegeven dat ze op paleis Soestdijk wilde blijven wonen. Volgens de koopakte waarbij zij in 1971 alle paleizen aan het Rijk had verkocht kon dat, maar dan moest er wel huur betaald worden. De regering vond het erg moeilijk een huurbedrag vast te stellen. Bovendien, – althans dat schreef de regering in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel -, zou de huur weer gecompenseerd moeten worden uit een grotere toelage van het Rijk (waarom dat zou moeten is niet uitgelegd). Daarom werd besloten dat Juliana en Bernhard gratis op Soestdijk konden blijven wonen. Daarbij werd ook geregeld dat de kosten voor onderhoud, de tuinkosten, de kosten van verwarming, verlichting enz. op declaratiebasis door het Rijk zouden worden vergoed evenals de kosten van het noodzakelijke personeel .
Toen Juliana nog koningin was bedroeg het aantal personeelsleden op Soestdijk 114. Na de abdicatie liep dat terug tot ongeveer 70, en na het overlijden van Juliana naar 62.
De regeling voor het paleis en de ruim zeventig personeelsleden was niet gebaseerd op de wet financieel Statuut van het Koninklijk Huis maar het was een gebaar van de zijde van de regering. De regering ging en gaat er van uit dat de uitgaven die duidelijk inherent zijn te achten aan de specifieke uitoefening van het koningschap ten laste van de rijksbegroting worden gebracht, verdeeld over de desbetreffende departementen. Voor deze uitgaven geldt dan de ministeriële verantwoordelijkheid.

Samenvattend werden vanaf 1980 tot 2004 jaarlijks de volgende geïndexeerde uitkeringen en andere betalingen gedaan:
• aan prinses Juliana een pensioen van f. 500.000,- en
• kosten voor privé-personeel en verzorging van f. 825.000,-
• gratis wonen op paleis Soestdijk
• betaling door het Rijk van 70 man/vrouw personeel
• aan Prins Bernhard een pensioen van f. 240.000,- en
• kosten voor privé-personeel en verzorging van f. 540.000,-

Prinses Juliana heeft bij veel mensen sympathie gewekt, zowel door haar persoonlijkheid als door wat haar echtgenoot haar heeft aangedaan en veel Nederlanders gunden haar dan ook een behoorlijke pensioen/uitkeringsregeling.
Slechts weinig mensen wisten hoe groot die uitkering was. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer zijn zonder meer akkoord gegaan met de regeling terwijl in de toelichting op het wetsartikel inderdaad gesteld werd dat er waarschijnlijk 50 á 60 personeelsleden ten laste van het Rijk zouden komen. Ze hadden het kunnen weten. Maar dat was geen probleem of men durfde er niets over te zeggen.

Maar het is natuurlijk een exorbitante regeling. De regering schreef in het voorstel dat Prinses Juliana de mogelijkheid geboden moest worden een staat te voeren die passend was bij een voormalig staatshoofd. Dat geeft het idee alsof zonder deze regeling Prinses Juliana in een klein huisje of flat haar tijd had moeten door brengen terwijl ze één van de rijkste vrouwen van Nederland was. Ze had ook vanuit haar eigen vermogen eenzelfde staat kunnen voeren maar in tegenstelling tot de rest van de Nederlanders behoefde zij geen cent aan haar eigen onderhoud en huisvesting uit te geven. Het pensioen was waarschijnlijk dan ook bedoeld om te sparen voor de kinderen en de kleinkinderen.
Deze regeling is tekenend voor de excessieve wijze waarop de Oranjes geld en faciliteiten toebedeeld kregen en krijgen. In geen enkel enigszins modern bestuurd land zou een gewezen staatshoofd op een dergelijke financiële ondersteuning kunnen rekenen.
De vraag is welke enorme verdiensten deze twee personen voor Nederland gehad hebben zodat het redelijk was dat zij op kosten van de Nederlandse Staat de – zonder twijfel – meest luxueuze verzorging hebben gekregen die ouderen in Nederland op grond van wettelijke regelingen kunnen krijgen. Waarschijnlijk hadden van dit geld ook ongeveer 100 gewone mensen een oudedag verzorging kunnen krijgen.

In 2007 is de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis opnieuw gewijzigd.

Als Koningin Beatrix aftreedt op 30 november 2013 of misschien op 30 maart 2014 ontvangt zij daarna per jaar een bedrag van € 1.288.730,- Dat is niet het exacte bedrag; dit bedrag geldt voor het jaar 2007, waarbij er ieder jaar een correctie plaats vindt voor de algemene stijging van loonkosten en daarnaast gedeeltelijk ook voor het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik zoals dat door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt vastgesteld.
Het pensioengedeelte is € 431.794,- en het bedrag voor privé-bedienden en materiële kosten is € 856.936,- (Om de zaak te vergelijken met de regeling voor Juliana moet het euro-bedrag met 2,2 vermenigvuldigd worden om naar het aantal guldens te gaan)

Beatrix heeft destijds heel grootmoedig afstand gedaan van haar recht op AOW. Aannemende dat zij die uitkering niet na haar abdicatie zal opeisen is het misschien aardig om te wijzen op het schrijnende verschil met een alleenstaande die slechts de AOW als besteedbaar inkomen heeft.
De bruto AOW voor alleenstaanden is voor 2013 vastgesteld op € 1084,86 per maand met daarnaast een vakantie uitkering van bruto € 69, 12 per maand. Dat betekent dus een jaarinkomen van € 13.847,76 bruto. We mogen er met een gerust hart vanuit gaan dat de totale uitkering voor Beatrix de € 1.3 miljoen zal overschrijden met dien verstande dat bruto in dit geval tevens netto is. Dat is dus inderdaad ruwweg het bedrag waarmee 100 ‘gewone’ Nederlanders een (bruto!) oudedag-voorziening gegeven kan worden. Consequent geredeneerd geeft Beatrix met de afstand van haar AOW 1/100ste van haar uitkering op. Wanneer de ‘gewone’ Nederlander dit zou doen betekent dat een vermindering van ± € 13.- bruto per maand. Dat lijkt niet veel maar is voor velen juist het bedrag dat zij nodig hebben om eens per maand bij een bezoek van hun kleinkinderen een stukje vlees en een toetje op tafel te kunnen zetten. Het is niet aannemelijk dat Beatrix dergelijke problemen kent.

Koningin Beatrix woont thans in een door het Rijk ter beschikking gesteld Paleis. Alle kosten van en voor dit Paleis worden door de Staat gedragen.
Daarnaast heeft de koningin ook een woning in eigendom, Drakensteyn bij Laage Vuursche. De wet financieel statuut van het Koninklijk Huis heeft geen artikel waaruit valt af te leiden dat Beatrix nog enige extra financiële steun zal krijgen om Drakensteyn te bewonen. Maar dat zegt niets, in die wet stond ook niet dat Prinses Juliana op kosten van de Staat zeventig bedienden kreeg, maar het gebeurde wel. Zeer waarschijnlijk zal de regering ook nu zeggen dat de afgetreden vorstin een staat moet kunnen blijven voeren die passend is voor een gewezen staatshoofd. En dus zal men ook hier waarschijnlijk het verhaal opvoeren dat een aantal kosten op declaratiebasis zal worden vergoed. Vermoedelijk betekent dat 50 tot 75 man personeel voor bediening en verzorging op Drakensteyn.

Het is ook denkbaar dat de regering Drakensteyn aankoopt en dezelfde regeling treft als in het geval van Juliana.

Dat deze koningin zeer rijk is en bovendien nu al een exorbitante uitkering krijgt telt niet mee. Ook haar pensioen is bedoeld om te sparen, niet om uit te geven. En daarna wordt het in de vorm van een onbelaste erfenis doorgegeven aan de kinderen en kleinkinderen.

We hebben het nu alleen over de uitkering die Beatrix ontvangt en laten de revenuen die zij jaarlijks uit haar schier onmetelijke vermogen krijgt buiten beschouwing.

Het is te hopen dat het parlement deze keer wat nuchterder over de declarabele kosten nadenkt. Bovendien zou het parlement wel eens wat aan de wet financieel statuut voor het Koninklijk Huis mogen veranderen.
De beste oplossing is natuurlijk dat met het beëindigen van het koningschap van Beatrix een punt gezet wordt achter de monarchie, zonder dat zij en haar familie nog langer door de Nederlandse Staat onderhouden worden.

Om iedere schijn van onrechtvaardige behandeling te vermijden zou Willem-Alexander kunnen worden verzocht inzage te geven over de omvang van zijn privé-vermogen zodat kan worden vastgesteld of hij recht kan doen gelden op een WW uitkering gedurende de wettelijk vastgestelde termijn.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *